Tom Hardy is verdomd goed in duister en dubbelzinnig zijn. Zijn James Keziah Delaney is naar de hel geweest en teruggekeerd, klaar om de wereld naar zijn hand te zetten. Dat doet hij door brutaal, geraffineerd, stoïcijns en soms ultraviolent te zijn. Volledig passend in het oeuvre van Hardy. Een acteur met een enigszins beperkt repertoire dat hij echter zo goed beheerst dat dit allemaal geen enkel probleem is.

Taboo speelt zich af in Regency England, een periode die we uit film vooral kennen via de verfilmingen van Jane Austen. Dit is echter another ballgame. Het Regency krijgt hier klappen, en niet zo weinig ook. Het Londen van Taboo is bedekt met een dikke laag modder, waar de personages zich doorheen moeten worstelen. Alles is doordrenkt met vuil, lichamen zijn verminkt of geslagen en de rijke bovenlaag is al net zo pervers en verdorven als de hoeren en bedelaars. Tegen deze groezelige achtergrond begint het verhaal met de dood van Horace Delaney, een reder die vergiftigd lijkt te zijn en alleen overleefd lijkt te worden door dochter Zilpha (Oona Chaplin, de kortstondige vrouw van Robb Stark in Game of Thrones). Totdat zijn zoon James (Hardy) op de begrafenis arriveert. Zeeman James Delaney werd dood gewaand door verdrinking op zee, maar is teruggekeerd nadat hij het nieuws over zijn vader heeft vernomen. Vervolgens eist hij diens nalatenschap op, waarmee hij in direct conflict komt met de koning en met de Britse Oost-Indische Compagnie (EIC). En met name haar directeur, Sir Stuart Strange (High Sparrow Jonathan Pryce, die hier met zoveel flair en passie foul language gebruikt dat ik er tranen van in de ogen krijg). Onder de bezittingen van zijn vader bevindt zich een akte van een betwist stuk land in Canada, Nootka Sound genaamd: zowel de Amerikanen als de Britten willen het hebben, omdat het de sleutel is tot China. Delaney maakt niet alleen duidelijk dat Nootka niet te koop of te ruil is, maar hij tart ook openlijk de EIC. Een stinkend rijk bedrijf dat niet moeilijk doet over een moord of wat slavenhandel on the side en zo ergens tussen Machiavelli en Satan in staat. Het lijkt een hopeloze strijd, maar Delaney lijkt zelf over een soort magische krachten te beschikken. Krachten die hij kreeg van zijn moeder, een Indiaanse die goede contacten met het bovenwereldse had. Delaney weet iedereen die hem zou kunnen helpen voor zijn karretje te spannen, een verbond dat steeds begint met de door hem gesproken zin: I have a use for you.

De plot is niet heel ingewikkeld, maar is desondanks best lastig te volgen omdat James Delaney zo’n ongrijpbaar personage is. Hij houdt zijn kaarten dicht op zijn borst en het nut dat iemand voor hem zou kunnen hebben wordt vaak pas veel later duidelijk. Maar de strijd wordt zo met zoveel bravoure en overtuiging op het doek gesmeten dat ik toch volledig werd meegesleurd. Hardy is fantastisch als de oerkracht Delaney, die zich met overtuiging een weg baant door de modder, iedereen te slim af is en zelfs martelingen overleeft om te krijgen wat hij wil. Zijn hulptroepen bestaande uit zwervers, prostituees, actrices en criminelen zijn al even leuk. Met voorop Atticus (Stephen Graham, de ultieme gangster en bekend van This is England, Public Enemies, The Irishman en Boardwalk Empire), de gekke chemicus George Cholmondeley (Tom Hollander) en de arts/spion Edgar Dumbarton (Michael Kelly, Doug Stamper in House of Cards).

Taboo weet de balans te houden tussen realisme en bovennatuurlijkheid, tussen praten en bruut geweld, tussen voorspelbaarheid en waanzin. De serie maakt bijna een karikatuur van Regency England waarin iedereen in meer of mindere mate gestoord lijkt te zijn, maar doet dat op een zo onderhoudende en boeiende manier dat dit geen probleem is. Puur genieten. Wel dramatisch om te beseffen dat de serie eindigt met een pracht van een voorzet voor seizoen twee, maar dat dit er nooit van is gekomen.