Ik lees op dit moment The Rise and Fall of the Great Powers. Auteur Paul Kennedy zet daarin ondermeer uiteen hoe het Verenigd Koninkrijk na de val van Napoleon uitgroeide tot een supermacht. Het is interessant om deze BBC serie af te zetten tegen The Terror. Beide series spelen zich af rond 1850. Een periode waarin de Britten op hun hoogtepunt waren. Het machtige rijk, waarin de zon nooit onder ging, had in elk continent belangen en wist overal inkomsten te vergaren. Ondanks die enorme grootte was het rijk nog niet groot genoeg. Met begerige ogen keken de Britten ook naar de poolgebieden. Maar daar zou de tegenstand wel eens heel groot kunnen zijn. Niet die van de mens maar van de natuur. In The Terror onderzoekt een Britse missie de mogelijkheden om boven langs Canada te varen, via de Northwest Passage. The North Water gaat over commerciële belangen. De Volunteer is een walvisvaarder en moet steeds noordelijker varen om nog walvissen te vinden, nieuwe gebieden doorkruisend die nog niet door de westerse mens in kaart gebracht waren. De bemanning bestaat uit mannen die niet alleen op walvissen jagen omdat ze dat zo leuk vinden. Ze zijn allemaal wel op de vlucht voor iets en hebben geen van allen last van een sterke moraal.
Beide series laten zien dat de mens dichter bij de waanzin komt naarmate hij langer in het poolgebied is en er verder in doordringt. Voor de een is die reis lang, voor de ander is het maar een kleine stap. Harpoenier Henry Drax (een vrijwel onherkenbare en grommende Colin Farrell) is een egocentrische, nietsontziende natuurkracht. Een man zonder geweten die altijd aan zichzelf denkt en die aandrang in het poolgebied alleen maar sterker ziet worden. Daartegenover staat scheepschirurg Patrick Sumner, een man op de vlucht voor wie de tocht op de Volunteer een louterende ervaring wordt. Twee botsende karakters die elkaar vinden in hun vlucht van het verleden en het ‘normale’ bestaan en hun drang tot overleven.