3.5/5 

Het blijft toch enigszins cynisch dat Paul Newman een Oscar kreeg voor zijn rol als Fast Eddie Felson in het vervolg op The Hustler, de film waarvoor hij 25 jaar eerder al genomineerd was. Newman had al 6 (!) nominaties op zak toen de Academy eindelijk besloot hem die dan ook maar eens te geven. Net als met Martin Scorsese (The Departed) is het de vraag of die Oscar niet vooral een carrièrebeeldje is, in plaats van een specifieke waardering voor één film.

Niettemin is het sterkste punt van The Color of Money de hoofdrol van Newman. IJzersterk spel en een achteloze charme zorgen ervoor dat hij er met elke scene vandoor gaat. Aan het begin van de film wordt duidelijk dat er veel is veranderd sinds The Hustler. Aan het eind daarvan moest hij het spel opgeven waar hij zo goed in was. Nu rijdt hij rond in een enorme Cadillac, draagt zijdezachte pakken en handelt in sterke drank. Hij speelt zelf  niet meer maar is zeker nog wel geïnteresseerd in wat bijverdiensten door te gokken op spelers. Een gentleman maar met wat louche kantjes. Cruise is de ongelooflijk talentvolle, maar naïeve Vincent, die nog veel moet leren over zakelijk instinct en psychologische spelletjes. Eddie wil Vincent wel bijbrengen hoe zich te handhaven in de harde wereld van het poolbiljart, mits Vincent naar hem luistert. En dat blijkt niet mee te vallen.

Het is dan ook jammer dat het plezier, de charme en de energie van het eerste deel moet wijken voor een wat meer ingehouden tweede helft, als Eddie een persoonlijke crisis krijgt en weer terug naar het spel wil dat hem zoveel gegeven heeft. Newman gaat veel terughoudender spelen, en Cruise is nooit een match voor zijn spel. Gelukkig is er een fantastische kleine rol van Forest Whitaker als een jonge speler die met achteloos spel Fast Eddie aan de kant zet. Jammer dat Whitaker later niet meer terugkomt.