Onvervalst Rotterdams heb ik nog niemand horen praten op het Rotterdamse filmfestival. Dat is ook niet zo vreemd, want als het even kan mijdt de Rotterdammer het festival. Hij bezigt zinnen als ‘Niet lullen maar poetsen’ en ‘Van hard werken is nog nooit iemand doodgegaan’ en heeft een hekel aan moeilijkdoenerij. Maar dat hoogdravende en obscure typeert nou net het aanbod op het IFFR.

Op het festival draaien 200 films waarvan 90% voor een gewone kijker niet te harden is. Veel te vaag, te raadselachtig, te ver van uw bed. Onbegrijpelijke verhaallijnen, een voortdurend bewegende camera, personages uit alle windstreken die volstrekt oninteressant zijn en scènes waarin een kwartier niets gebeurt onder het credo ‘vangen van het echte leven’. Dat soort films wordt bewonderd door filmfreaks en nerds, mensen die (doen alsof ze) ervoor gestudeerd hebben. en er met veel moeilijke woorden over kunnen schrijven of vertellen. Mensen die je maar beter kunt vermijden, want ze emmeren maar door over al die films waarvan een gemiddelde kijker denkt ‘ben ik nou gek of zijn zij het?’. Die vraag stellen de snobs, types die een soort collectieve sociale druk voelen, zichzelf ook. Maar ze gaan wel, omdat het volgens de culturele elite zo hoort. Terwijl ze naar die vage films kijken, dwalen hun gedachten af. ‘Ik had ook bij Gooische Vrouwen 2 kunnen zitten in plaats van bij deze Afghaanse herder die zijn kinderen niet te eten kan geven’. ‘Ik ga zo naar een Vietnamees drama over een alleenstaande vrouw die haar kinderen terug probeert te krijgen van haar alcoholistische man. Maar ik heb eigenlijk liever The Hobbit.’

Maar er is meer wat niet deugt op het festival. Ellenlange rijen bij de toiletten, een strijd op leven en dood om kaarten te bemachtigen voor een film waar u eigenlijk niet heen wilt, getrek en geduw bij de ingang, volle zalen die u belemmeren om de benen eens lekker uit te strekken, onverwachts opdoemende vraaggesprekken met regisseurs waarvan u de helft niet begrijpt, maar die wel van uw eettijd af gaan en de druk om direct na afloop een cijfer te geven terwijl u de zaal wordt uitgeduwd door de menigte die alweer naar een volgende onbegrijpelijke film moet. Nee, het IFFR is geen pretje. Gelukkig is er een simpele oplossing. Een oplossing die alle ergernissen bespaart maar evenzoveel filmplezier oplevert. Blijf tien dagen thuis en ga na het festival eens kijken wat er over is gebleven van het slagveld. De 10% die wel te genieten is, komt gewoon in de bioscoop.