De enige overeenkomst tussen deze versie en het oorspronkelijke boek van Victor Hugo is dat de schrijver is geboren in dezelfde Parijse voorstad als waar de film zich afspeelt: Montfermeil. De miserabelen zijn hier de bewoners van de banlieus, weggestopt in wegrottende torenflats met een minimum aan kansen om daar ooit uit te ontsnappen. De ultieme voorvader is natuurlijk La Haine, waarin de troosteloosheid en kansloosheid al zeer doeltreffend waren geschetst. Waar die film een momentopname was van een niet te specificeren periode, is Les Misérables gebaseerd op de voorstadrellen die Parijs in 2005 in de greep hielden. Waar de vlam destijds in de pan sloeg door de dood van twee jongeren die geëlektrocuteerd werden toen ze zich verborgen hielden voor de politie, gaat hier iets nogal mis met een flash-ball, een politiewapen dat rubberen ballen afvuurt. Het slachtoffer was niet bepaald onschuldig maar de politie unit die hem opjaagt gaat echt te ver. Cynisch geworden door de jaren in de banlieus zien ze zichzelf als almachtig, met het recht per definitie aan hun zijde. Maar de nieuweling die deze dag voor het eerst met ze op pad is, kijkt er heel anders tegenaan.

Les Misérables biedt een indringende blik op de wijdverbreide problemen in de Parijse voorsteden, waarin de bewoners en het gezag elkaar voortdurend bevechten en het einde van de ellende steeds verder uit zicht lijkt te raken. Iedereen is hier slachtoffer, ook de politiemannen. Ze zijn allemaal pionnen in een probleem dat alleen de politiek kan oplossen.

Het scenario is wat voorspelbaar maar de cast van locals maakt veel goed. Regisseur Ladj Ly groeide op in de buurt en kon zijn acteurs direct van de straat plukken. Ly schiet al sinds zijn zeventiende beelden van de confrontaties tussen zijn medebewoners en de politie. Zijn camera is zijn wapen. Daaruit is de film geboren en die urgentie, in combinatie met de lokale acteurs, geeft Les Misérables een energie die van het scherm af spat.