Het is een onmogelijk verhaal dus het moet wel echt gebeurd zijn. In het Colorado Springs van midden jaren 70 weet de Afro-Amerikaanse agent Ron Stallworth succesvol de lokale Ku Klux Klan-afdeling te infiltreren, met hulp van zijn joodse partner Flip Zimmerman. Regisseur Spike Lee kon het zelf ook maar moeilijk geloven maar hij zag in het verhaal wel een pracht van een parabel over de onder Trump zuchtende Verenigde Staten van nu.
BlacKkKlansman is eigenlijk een wat brave, kabbelende film. Zeker, er is racisme. Er is haat, er is sociale verdeeldheid, er is maatschappelijke verontwaardiging. Maar het blijft allemaal bedekt door een laag van coolness, retroness en een flinke dot humor. ‘Maak je niet zo druk’ lijkt iedereen wel te zeggen. Geen moment wordt het echt grimmig zoals in Mississippi Burning, een vergelijkbaar historisch drama over racisme. Maar naarmate de film vordert wordt de toon donkerder. Zeker als Lee de klassieker The Birth of a Nation erbij haalt, de film van D.W. Griffith die in alle filmannalen als meesterwerk wordt aangehaald maar begin 20e eeuw ook voor een opleving van de KKK zorgde. In een mooie parallelmontage zet hij een bijeenkomst van de KKK, vol White Power, tegenover een Black Power meeting waarin de gruwelen waarvan zwarten het slachtoffer zijn geworden, worden gememoreerd.
Maar het echte venijn zit in de staart. Als murw makende epiloog plakt Lee de tv-beelden van de rechtse relschoppers die vorig jaar door Charlottesville trokken en op het publiek inreden (waarbij een dode viel), achter het zo positief eindigende verhaal van Stallworth. Als Trump zegt dat er slechte mensen aan beide kanten zijn, weet je als publiek dat het zo heldere en afgekaderde (bijna gezellige) racisme van de 70s ver achter ons is. De gruwelen hebben nu zelfs een stem in het Witte Huis.