In een van de eerste scènes van A Complete Unknown brengt Bob Dylan een bezoek aan Woody Guthrie, die in het ziekenhuis ligt. Pete Seeger is er ook, zijn collega die nog wel heel actief is maar wiens hoogtijdagen erop zitten. Dylan stelt zich voor en zingt een zelfgeschreven lied voor Guthrie. Ik heb er geen research naar gedaan maar ik kan me niet voorstellen dat dit echt zo is gegaan. Het is een scène die alleen een scenarioschrijver bedacht kan hebben. Dylan adepten zullen er waarschijnlijk van gruwen maar ik vind het helemaal prima. Voor mij is een biopic een visie op een persoon, geen exacte verfilming van de werkelijkheid. Het is een startpunt om zelf op zoek te gaan, als je er echt meer van wil weten. Ik heb me nu voorgenomen om Chronicles te gaan lezen, het eerste deel van Dylans autobiografie.
Dylan begint ook als ‘A Complete Unknown’ als hij 1961 in New York aan komt en al snel deel wordt van de folkmuziekrevival. Overal zijn optredens en iedereen die een gitaar en een stem heeft, kan muziek maken. Met de Koude Oorlog, de burgerrechtenbeweging en de beginnende Vietnamoorlog op de achtergrond lijkt folkmuziek een veilige haven, zeker voor links georienteerde types als Guthrie (Scoot McNairy, Halt and Catch Fire) en Seeger (Edward Norton). Muziek staat hier ook echt centraal, die van Dylan maar ook van Seeger, Joan Baez en zelfs Johnny Cash. En dan ook de hele range. Van het discussieren erover, het tokkelen op een gitaar en proberen woorden op papier te krijgen tot de optredens in bars en op festivals en de opnames in de studio. Regisseur James Mangold gebruikt de liedjes en de teksten ook als stem van zijn personages en om commentaar te leveren op de gebeurtenissen. Voor Dylan geldt zeker dat hij liever schrijft en zingt dan praat. De acteurs zingen die liedjes zelf en in de traditie van folkmuziek kun je zeggen dat dit ook logisch is. Ze zijn immers van iedereen. Het keerpunt in Bobs rol in de folkwereld is zijn uitvoering van The Times They Are a-Changin op het festival in Newport in 1963. Bobs vriendin Sylvie realiseert zich dat ze hem kwijt is aan zijn nieuwe rol als beroemdheid en aan de fans. Die zingen direct het refrein mee alsof ze het nummer al hun hele leven kennen. De muzikant zelf kan een glimlach niet onderdrukken als hij zich realiseert dat de roem nu echt is gekomen.
Folkmuziek was bij uitstek een linkse hobby maar ook communisten kunnen dogmatisch zijn. Dat blijkt wel als Dylan na een eerdere serie optredens op het Newport festival, het zenith van de beweging, het in 1965 anders wil doen. Hij is uitgegroeid tot de grote ster van de folkmuziek maar op het acoustisch optreden is hij inmiddels wat uitgekeken. Eerder dat jaar heeft hij het album Bringing It All Back Home uitgebracht waarop een aantal songs staan waarin hij begeleid wordt door een band. In juli volgt de single Like a Rolling Stone, ook met een band. De crossover ‘folk rock’ is geboren en de organisatie (waaronder Seeger) van Newport is bang dat hij daar zijn nummers met versterkers en kabels (!) gaat spelen. Het is allemaal echt gebeurd maar als Dylan dat ook doet en uitgejouwd wordt door het publiek voelt dat toch heel vreemd. Zo is het toch ook mooi en hoeveel maakt dat nou uit? Maar volgens dat publiek (en de organisatie) verloochent Dylan de beginselen van de folkmuziek en begaat hij echt een doodzonde. Voor Dylan zelf voelde het echter volkomen logisch. Niemand zegt mij wat ik wel of niet kan doen met mijn muziek.
Bob Dylan is hier weliswaar het hoofpersonage, wie hij echt is en wat hij denkt kom je niet te weten. Alles wat hij wil vertellen zit in zijn muziek maar zelfs daarvan is het de vraag of die teksten samenvallen met zijn persoon. Een jongeman die anthems schrijft en er massa’s mensen mee op de been weet te krijgen maar die zelf wat flegmatiek is en niet geinteresseerd lijkt in politiek. Hij heeft extreem veel talent en dat talent staat in dienst van hemzelf, niet van een folkbeweging, niet van de burgerrechtenbeweging en niet van vredesactivisten. Als Pete Seeger op zijn banjo tokkelt en met zo’n oprechtheid zingt dat het echt aangrijpend is, zie je de blik in zijn ogen langzaam veranderen. De jongeman die hij deels ontdekt heeft en geholpen heeft om beroemd te worden, breekt geleidelijk zijn hart en vernietigt zijn dromen.
De film begint met de in de stad arriverende ‘Complete Unknown’ maar eindigt eigenlijk ook zo, als Bob op zijn motor wegscheurt na een laatste bezoek aan Woody Guthrie. Wie hij is, weten we nog steeds niet. Erg is dat niet. James Mangold heeft een hoop redenen gegegeven om hem te bewonderen maar evenzoveel redenen om hem als een egocentrische eikel te zien. Met personages als Johnny Cash (een wat overacterende Boyd Holbrook), manager Albert Grossman (Dan Fogler, Francis Ford Coppola in The Offer) en promoter Harold Leventhal (PJ Byrne, The Wolf of Wall Street) neigt de film soms richting parodie maar hun rollen zijn te klein om de doorslag te geven.
A Complete Unknown is ten dele een biografie maar vooral een melancholische en prachtige ode aan een tijdperk vol strijd, een beweging vol optimisme en een man die de muziek definieerde, om het vervolgens allemaal om te gooien. De tijden veranderen misschien, maar over het algemeen doen mensen dat niet.