Ik las een tijd geleden een uitgebreid interview met Matthijs van Heijningen Jr. in Vrij Nederland. Hij vertelde daarin uitgebreid over zijn Amerikaanse avontuur waarin hij met zijn gezin in een scenario belandde dat niemand ooit had kunnen voorzien. Het feit dat hij een film mocht gaan regisseren voor een grote studio (Universal) en met een substantieel budget (schattingen liggen rond de 35 miljoen dollar, al is dat voor Hollywoodbegrippen niet veel) is natuurlijk een dream come true. Maar voordat het zover was had hij al een hoop geks meegemaakt en toen zijn film eenmaal in de startblokken stond werd het alleen maar gekker. Niet in het minst omdat hij een prequel zou gaan maken van een film die door vele horrorliefhebbers over de hele wereld als een meesterwerk wordt gezien: John Carpenters The Thing.
Hoewel er veel op het spel stond voor Van Heijningen was het script niet klaar toen hij begon. Althans niet naar tevredenheid van de regisseur. Hij had drie maanden de tijd om te herschrijven, te casten en locaties te spotten. En dat herschrijven ging door toen de opnames al begonnen waren. Het script is dan ook een van de zwakke punten van zijn versie van The Thing. De belangrijkste reden waarom de film echter is mislukt, is Van Heijningens respect voor de versie van Carpenter. Zijn film voelt geregeld als een remake die kijkt naar de beroemde voorganger maar alles net wat minder wil doen. Alsof hij bang is zelf keuzes te maken of om iets controversieels te doen.
Overigens zijn er ook veel vergelijkingen te trekken met de oerversie van Christian Nyby en Howard Hawks uit 1951. Bijvoorbeeld met de in het ijs opgesloten alien en het langzaam smeltende ijsblok waar je je ogen niet van af kan houden. Ook de rol van de wetenschapper die ten koste van alles zijn onderzoek wil doorzetten en emoties uit weg gaat is een directe link. Omdat Van Heijningen, mede om vergelijkingen met Kurt Russell te voorkomen, kiest voor een vrouwelijke heldin zijn de parallellen met een andere horrorheldin snel te trekken: Ellen Ripley in de Aliencyclus. Maar ook hier verliest de film het. Al is dat niet vreemd: tegen de vastberadenheid en emotionele diepgang van Sigourney Weaver kan Mary Elisabeth Winstead niet op.
Waar zowel de oerversie als die van Carpenter in uitblonken waren de druk en de paranoia die de van de wereld afgesloten groep in hun greep hielden. Hoe eng een monster ook is, het feit dat die alien in je buurman kan zitten is altijd nog enger. Van Heijningen speelt wel wat met dat gegeven maar gaat dan toch weer over op goedkope schrikeffecten en een steeds afzichtelijker wordend monster. Zonder dat dit beest overigens ooit echt eng wordt. Jammer.
Deze prequel laat wel keurig zien hoe het nou eigenlijk komt dat er twee Noren in een helicopter achter een door sneeuwvelden rennende husky aanzitten, en dat beest met alle macht proberen te doden. Die prachtige openingsscene van Carpenters film zette de sfeer neer voor wat er zou komen. Hier voelt het als een kers op een mislukte taart.