Rotterdam ligt er rustig bij deze Koningsdagochtend. Het is negen uur en de hectiek die straks zeker komen zal, is nog ver te zoeken. Zo hoort het ook want het officiële sein moet eerst gegeven worden, met de openingsreceptie van burgemeester Aboutaleb in het stadhuis. Bij de ingang sluit ik aan achter een stel van rond de vijftig dat duidelijk naar dit moment heeft toegeleefd. Beiden hebben een kleurrijke combi aan: de een een blauwe broek met rood jasje, de ander groen met bruin. Ze dragen allebei een oranje stropdas. Op deze dag lijkt het wel gepast. Aan hun amicaal gesprek met het ontvangstpersoneel, ook met oranje das, is te merken dat ze hier vaker zijn geweest.
In de Burgerzaal, de grote zaal op de eerste verdieping van het stadhuis, verzamelen de nieuwsgierigen zich. Het stel heet Bob en Frans. Ze komen hier inderdaad al jaren. Bob zegt dat de burgemeester graag ziet dat iedereen hier komt, van wat voor komaf dan ook. “Vroeger kwam je deze receptie alleen op uitnodiging binnen. Dat is nu heel anders. Maar er zijn nog steeds veel mensen voor wie dit vaste prik is. Elk jaar zien we ze hier. Ook op 4 en 5 mei trouwens.” “En op 14 mei!” voegt Frans toe. “Dan herdenken we het bombardement. Heel belangrijk!”
We kijken naar het binnendruppelende publiek. Een groep oud-militairen, waarvan drie achter een rollator, schuift langzaam richting een grote ronde tafel met stoelen. Een Chinees gezin zit rond een andere tafel. Allemaal in het net en met een verwachtingsvolle blik. Het wordt steeds drukker. Een dame van de organisatie zegt dat ze 249 aanmeldingen heeft gehad. Als iedereen binnen is betwijfel ik of dat aantal is gehaald, maar toch is het behoorlijk vol. Frans: “Let goed op, er lopen hier veel mensen rond met een lintje. Dat mogen ze alleen met speciale gelegenheden. Vandaag mag het.” Ik wijs op een aantal kinderen met instrumenten. “Elk jaar doen ze wat met optredens hier. Studenten van Codarts bijvoorbeeld of de kapel van de marechaussee. Vandaag zijn het kinderen van de SKVR-muziekschool.”
“Oh, kijk daar!” Bob wijst op een meisje van een jaar of veertien met een oranje hoofddoek. “Dat is pas integratie.” Ik knik en constateer dat het oranje vandaag bescheiden maar toch onmiskenbaar aanwezig is. Van de stropdassen die het personeel draagt en een sporadisch hoedje of sjaal, tot het feloranje trainingspak van een jongen die je op een dag als deze bij Feyenoord op de tribune zou verwachten. Divers publiek, missie geslaagd. Het geroezemoes neemt toe en de gesprekken worden levendiger. “Het is natuurlijk ook netwerken wat hier gebeurt,” stelt Bob met gevoel voor understatement vast. Frans komt terug met drie Oranjebitters. “Hier, die heb je zometeen nodig om te proosten.” Voor me passeren twee lintjesdragers elkaar. Ze zeggen niets maar knikken elkaar veelbetekenend toe.
Dan kondigt een dame van de organisatie burgemeester Aboutaleb aan. In zijn speech gaat hij in op de diversiteit van de stad en de verbondenheid met de koning. Ook feliciteert hij een meisje dat in oranje jurk vooraan staat. Ze wordt vandaag twaalf. Hij staat er ontspannen bij. Achter hem schijnt de zon naar binnen door de hoge ramen van de Burgerzaal. Voor me kijkt een man van minstens tachtig gefascineerd naar de burgemeester. Zijn blauwe pak is voorzien van een lintje en een insigne van de Koninklijke Marechaussee. Zodra Aboutaleb klaar is en het spreekgestoelte verlaat, stapt hij op de burgemeester af voor een handdruk. Maar niet voordat we met z’n allen drie keer “leve de koning!” geroepen en onze Oranjebitters achterover geslagen hebben. De SKVR-talenten zetten het Wilhelmus in op de piano. Iedereen zingt het uit volle borst mee. Nou ja, iedereen. Traditioneel worden met dit soort gelegenheden het eerste en het zesde couplet gezongen. Het eerste gaat nog wel maar bij het zesde volstrekt zich de scheiding der machten. Terwijl een flinke groep meeneuriet schalt het zesde couplet met alle macht uit de kelen der oudgedienden. “De ti-hi-hi-hi-ran-nie verdrijven, die mij mijn hart doorwondt!”
Er volgt nog een speech. Strak in het pak en met aardappel in de keel spreekt de voorzitter van het Oranjecomité de bezoekers toe. Hij herinnert ons aan de sterke band tussen het Koningshuis en Rotterdam en haalt wat voorbeelden aan. Zijn vrouw en dochter staan er glunderend bij. Als ook hij het spreekgestoelte verlaten heeft barst het selfie- en fotocircus rond Aboutaleb los. Terwijl hij eerst ontspannen met een aantal kinderen op de foto gaat schuiven steeds meer mannen van middelbare leeftijd zijn kant op. Vol trots laten ze zich met de burgemeester fotograferen door hun vrouwen. Aboutaleb vindt het allemaal best. De gestokte gesprekken gaan verder en het SKVR-talent zet een serie korte optredens in waarbij de kinderen elkaar steeds afwisselen. De muziek wisselt tussen klassieke pop, van Simon tot Garfunkel, en populair klassiek, van Mozart tot Schubert. Wel jammer dat ze nauwelijks boven het rumoer uit komen. De ouders deert het niet. Die zitten op een rij naar hun kroost te kijken en fotograferen er op los.
Aan de andere kant van de zaal slaan de gedecoreerde oudgedienden alles zwijgend gade. In een grote kring nippen ze aan hun Oranjebitter en doen ze af en toe een greep in de petits-fours. Hun vrouwen kletsen er op los. Bob en Frans maken intussen hun rondjes door de zaal, her en der een gesprekje aanknopend en handen schuddend. Ook de burgemeester slaan ze niet over. Onwillekeurig doemt bij mij de associatie met het koninklijk paar op.
De SKVR-kinderen zijn klaar en iemand start de soundtrack van Amelie. Ook nu wordt er keurig geklapt na elk nummer. De stadsbewoners voelen zich met elkaar verbonden op deze ochtend. De sfeer is ontspannen en iedereen lijkt de dag met vertrouwen tegemoet te zien. Rotterdam is klaar voor Koningsdag.