De Museum Experience. Twee woorden die best logisch naast elkaar geplaatst kunnen worden, maar de ‘experience’ werd in het museum altijd vooral subjectief/impliciet beleefd. Elke bezoeker ervaarde het museum op een eigen manier, afhankelijk van diens sociale achtergrond, opleiding, staat van zijn op de bewuste dag, enzovoort. Het museum was een belevenis, maar die belevenis was wel steeds anders. In de afgelopen jaren is dat concept steeds meer gaan schuiven naar een objectieve/expliciete belevenis. De kennis die een bezoeker vergaart wordt via een route en in hapklare brokken gepresenteerd, in de vorm van een spectaculaire tentoonstelling. De zintuigen hebben het druk in deze experiences, maar de bezoeker wordt ook wel erg gestuurd in de beleving ervan. Hij/zij wordt als het ware weer kind, in de manier waarop verwondering en spektakel de plaats innemen van studie en bezinning. De ‘funfactor’ wordt belangrijker dan de reflectie.

De museum experience in de vorm die we nu kennen is nog niet zo oud, maar de basisprincipes die eraan ten grondslag liggen werden al in 1938 beschreven. In dat jaar publiceerde de Nederlandse historicus Johan Huizinga namelijk zijn studie naar het ludieke en speelse als wezenlijk kenmerk van de menselijke beschaving: Homo Ludens. Huizinga betoogt dat het spel essentieel is voor het ontstaan van cultuur en dat de wedijver die met het spel gemoeid gaat de creativiteit ten goede komt. Of de gemiddelde burger zich 70 jaar geleden als een Homo Ludens zag betwijfel ik, maar nu lijkt iedereen te weten wat Huizinga destijds heeft bedoeld. De spelende mens is alom aanwezig. Ook in de museumwereld is dat besef doorgedrongen, in de vorm van interactieve tentoonstellingen en vooral de Experience. De spanningsboog van de nieuwe generaties wordt steeds korter en door de Web 2.0 revolutie is het aangaan van de dialoog een vaste eis. Musea trachten daar op in te spelen door steeds spectaculairdere en interactievere tentoonstellingen te verzinnen. Wat veel van moderne Experiences kenmerkt is dat ze een hoge funfactor hebben en inderdaad veel interactie bieden, maar dat de opgedane kennis oppervlakkig is en dat er nauwelijks ruimte is voor de eigen creativiteit. Voor kinderen is dit een bijzondere tijd, maar het kind worden is in veel van de experiences wel ver doorgetrokken.

Als Huizinga nog leefde zou hij er vast vol bewondering rondgelopen hebben, maar hij zou ook constateren dat de spelende mens weliswaar spelregels nodig heeft maar zich daarbinnen wel moet kunnen uiten. Maar we staan dan ook nog aan het begin van deze ontwikkeling. Het is een spannende tijd voor musea en het is moeilijk te voorspellen hoe een modern museum er over 20 jaar uit ziet. Huizinga zal in elk geval concluderen dat zijn inzichten alleen maar aan belang gewonnen hebben en dat de Homo Ludens zich nog goed weet te handhaven naast de Homo Economicus.

Voorbeelden van Nederlandse Experiences en interactieve tentoonstellingen:
De Beeld en Geluid experience
De Corpus Experience
De Airborne Experience van het Airborne Museum
Het Continium Discovery Center
Het Rijk van Heen en Weer in het Museum voor Communicatie
NewtonMania in museum Boerhave
De Actie Zone in het Legermuseum
Geld of je leven in museum Broekerveiling
Het marineschip De Buffel en Beesten aan Boord bij het Maritiem Museum
Hoe gaat het in Uruzgan in het Mariniersmuseum
De Voetbal Experience
De Rotterdam Port Experience
De Heineken Experience
De Olympic Experience in het Olympisch Stadion
De Valkhof Experience van museum Het Valkhof, vanaf 13/02/2010