Ik ben inmiddels zo geconditioneerd dat ik elk moment zombies denk te ontwaren. Het gesloopte Amerika dat in Civil War is te zien, is het decor zoals we dat kennen uit films en series als Dawn of the Dead, World War Z, The Walking Dead en The Last of Us, of de Britse tegenhanger 28 Days Later. Die laatste is geschreven door nu regisseur Alex Garland, waarmee voor hem de cirkel weer rond is. Hij liet met Annihilation, Ex Machina en Devs ook al zien dat hij zich goed thuisvoelt in het dystopische genre. Maar de tag ‘dystopisch’ voelt toch anders dan die voorbeelden. Hier zijn geen zombies en ook geen uit de hand gelopen technologie maar zijn het gewone Amerikanen die elkaar naar het leven staan.
Ik heb bewust gewacht met het kijken van deze film tot na de Amerikaanse verkiezingen, anticiperend op een mogelijk zelfde soort scenario maar dan echt. Maar Trump won, waarmee het toch ineens onwaarschijnlijk lijkt. Zijn bloeddorstige aanhangers hebben hun zin gekregen en zijn wat gekalmeerd. In Civil War wordt de VS geregeerd door een dictatoriale president die zijn inmiddels derde termijn uitzit. De tegenpartij bestaat uit een goed georganiseerd en uitgerust leger van rebellen (de Western Alliance), dat op weg is naar Washington D.C. om hem uit de macht te zetten. Her en der zijn er nog wat milities waarvan onduidelijk is aan welke kant ze staan. De film laat de mogelijkheid zien dat dit, hoe klein de kans ook is, echt zou kunnen gebeuren. De VS is de grootste economie ter wereld en ziet zichzelf graag als uitzonderlijk, een land waarin de democratie pas echt van hoog niveau is. Maar ook dit land kan instorten of uiteenvallen, iets waarvan de bestorming van het Capitool al een duidelijke voorbode was.
Het is tof om het vak van oorlogsfotograaf/journalist weer eens in de spotlights te zien. Er is onlangs een film gemaakt over Lee Miller maar verder kan ik me uit de laatste jaren weinig herinneren. Terwijl het een geweldig onderwerp is dat ook sterke films heeft opgeleverd, denk aan The Year of Living Dangerously, Salvador en Under Fire of de documentaire Medium Cool. Wat Civil War heel sterk doet is duidelijk maken waar de kern ligt van dit bizarre vak. Vastleggen, registreren, in de actie staan en niet oordelen of vragen stellen. Daarbij ligt sensatiezucht altijd op de loer en hier vraag je je als kijker meerdere malen af of deze foto nou echt nodig was. Hoewel het verhaal wellicht vergezocht lijkt, wordt het juist heel realistisch als je jezelf een ander land voorstelt waar echt een oorlog gaande is. De film laat goed zien hoe intens alles wordt, hoe elke handeling meer lading krijgt omdat je onder enorme spanning leeft. Onderlinge relaties worden veel intenser beleefd en ontwikkelen zich ook sneller. Hier duidelijk geillustreerd door die tussen de ervaren Lee (Kirsten Dunst) en de beginnende Jessie (Cailee Spaeny). Lee heeft alles al meegemaakt en draagt de vele jaren aan intense situaties en intense beelden met zich mee. Jessie is de jonge hond die in bedwang gehouden moet worden omdat de dood overal loert. Van echte karakterontwikkeling is overigens geen sprake. Daarvoor is de tijdsspanne te kort en is de situatie daar ook niet naar. Oorlog brengt het slechtste in mensen naar boven, dat geldt ook voor journalisten.
Civil War is een gewelddadige film. Uiteraard zou ik zeggen. Een burgeroorlog tussen tot de tanden bewapende milities wordt al snel een bloederig geheel. Details worden niet geschuwd en ook heel sec getoond, zonder afleidende muziek of sfeervol camerawerk. De film laat ook goed zien hoe snel een situatie kan escaleren en hoe chaos om elke hoek op de loer kan liggen. De meest treffende weergave daarvan is de confrontatie van de journalisten met een tweetal soldaten, waarvan onduidelijk is aan wie ze loyaal zijn, die bezig zijn een massagraf te vullen. Jesse Plemons toont daarin maar weer eens hoe enorm goed hij is om een totale psychopaat te spelen (zie bv ook seizoen 5 van Breaking Bad). Die scène is een voorbeeld van hoe goed Garland voortdurend een gevoel van onbalans weet te creëren, schakelend tussen euforie en diep verdriet, tussen stilte en oorverdovende herrie, tussen hoop en wanhoop. In een andere scène schiet de militie die het hoofdviertal volgt een gewonde soldaat dood terwijl hij zich overgeeft, waarna De La Soul’s ‘Say No Go’wordt ingezet en het nummer te horen blijft tijdens een montage van een andere executie. Het nummer samplet Hall & Oates’ ‘I Can’t Go for That (No Can Do)’ en de discrepantie tussen dat poppy geluid en de hiphop illustreert de schizofrenie van de hele situatie.
Temidden van alle oorlogsellende is ook voortdurend het gevoel van extase aanwezig, zeker bij Jessie en Joel (Wagner Moura) die in hun lichaamstaal laten zien dat dit bovenop de gevechten zitten ook ontzettend opwindend is. Civil War is schatplichtig aan de films van John Carpenter, met name Escape from New York en Assault on Precinct 13, maar voor de muziek maakt Garland andere keuzes. In plaats van Carpenters zelfgeschreven kale synths kiest Garland voor een verzameling popsongs die belangrijke momenten van een lading voorzien. De La Soul noemde ik al, maar ook vroege synths van Silver Apples en de pretrockband Skid Row zijn te horen. Suicide, de minimalische electronische postpunkband van Martin Rev en Alan Vega, is zelfs met twee nummers aanwezig die de waanzin van de oorlog maar ook de fascinatie voor geweld illustreren. ‘Rocket USA’ bij het verlaten van New York en ‘Dream Baby Dream’ aan het eind. Ijzersterke keuzes in een ijzersterke film. Een dystopisch verhaal dat hopelijk nooit werkelijkheid wordt.