A Titanic Alien Abyss vol Avatars. Je kunt stellen dat een filmmaker mag jatten, zeker van zichzelf. Maar het kijken van Avatar: The Way of Water voelt drie uur lang als een deja-vu van eerdere Cameronfilms. Ten eerste Avatar zelf, waarvan hij het verhaal min of meer opnieuw vertelt. Maar ook die andere films zijn nooit ver weg, of het nu om zinkende schepen gaat, vreemde wezens in de diepte, de onschuld van dieren en die van een pacifistische cultuur versus de wreedheid van de mensheid en de aantrekkingskracht van andere werelden. Cameron plagieert vooral zichzelf.
Het verhaal is dus bekend en sowieso al niet erg origineel. Cameron probeert dat te compenseren met wat zonder twijfel de meest indrukwekkende beelden zijn die ik ooit op een groot scherm zag. Maar omdat er zoveel van hetzelfde gebeurt, wordt het een beetje vermoeiend. Er zijn momenten dat ik denk naar een David Attenborough docu te kijken en niet naar een speelfilm met een spanningsboog en interessante personages. Cameron brengt wat verdieping in de bewoners van Pandora door ze tegen elkaar uit te spelen, maar de verhaallijnen waarlangs dit gebeurt zijn uiterst voorspelbaar. De aandacht voor en het beschermen van het eigen gezin, jongeren die op eigen benen moeten leren staan, de zoektocht naar identiteit, iemand vertrouwen die je nauwelijks kent, of kwetsbaar worden als iemand van wie je houdt bedreigd wordt. Ik heb het allemaal al zo vaak gezien.
Cameron is een visionair die de tijd, het budget en de technologie heeft, waarvan veel door hem zelf is uitgevonden, om alles wat hij kan bedenken tot leven te brengen. De special effects behoren tot de beste ooit. Maar uiteindelijk is Avatar: The Way of Water vooral een drie uur durend pleidooi om beter om te gaan met de Aarde en liever voor elkaar te zijn. Een pleidooi dat aan kracht wint door de geweldige beelden, maar het is niet genoeg om er een goede film van te maken.