Het is eigenlijk nauwelijks te bevatten dat Alien pas de tweede film van Ridley Scott was. Een letterlijke en figuurlijke monsterproductie met een complexe voorgeschiedenis, in een genre waar de meeste filmliefhebbers vooral op neerkeken, met een team waarop constant enorme spanning stond vanwege die voorgeschiedenis en de verwachtingen van producent 20th Century Fox, gemaakt door een regisseur die zich tot in detail voorbereidde, zelf zijn storyboards tekende en een echte visie bleek te hebben. Het resultaat is een meesterwerk dat talloze navolgingen heeft gekregen, maar nooit is geëvenaard en bij elke vertoning alleen maar beter lijkt te worden.

Waarom is Alien dan zo goed? Deze sci-fi horror speelt in op meerdere oerangsten: angst voor kleine ruimtes, angst voor het donker, angst voor het vreemde of de vreemdeling, de ‘alien’. De claustrofobie is bijna tastbaar als de spanningen aan boord van het mijnbouwschip Nostromo (vernoemd naar de roman van Joseph Conrad) steeds verder oplopen nadat de bemanning een ongewenste en dodelijke passagier heeft opgepikt. De nyctofobie manifesteert zich in de onmetelijke ruimte zelf, maar ook in de pikdonkere tunnels en slecht verlichte opslagruimtes waar de bemanning zich doorheen moet bewegen terwijl ze worden belaagd door een monsterlijk beest. De xenofobie toont zich in de angst voor de indringer in het ruimteschip maar ook voor die in de borstkas van Kane. Een fallische xenomorph die zich met enorme kracht openbaart en alles verandert. Daarnaast heeft de film een enorme Freudiaanse lading, door het set design en het ontwerp van het monster maar ook vanwege de lokroep van dat monster en de manier waarop het zich lijkt te hechten aan Ripley. Die connectie werd in de sequels nog veel meer opgezocht.

Schrijvers Dan O’Bannon en Ronald Shusett hadden het verhaal bedacht, gebaseerd op de jaren 50 sf-film It! The Terror From Beyond Space en andere vroege sf-films. In 1974 had O’Bannon samen met John Carpenter de tot speelfilm opgerekte studentenfilm Dark Star gemaakt. Een film waarin hij acteerde, maar hij schreef ook het script met Carpenter, deed de montage en werkte aan de sets en de special effects. O’Bannon wilde een title credit als co-creator maar Carpenter weigerde. Ego’s van filmmakers, zeker van beginnende, kunnen heel groot zijn. De schrijver wilde laten zien dat hij echt wat in zijn mars had en stortte zich op zijn script voor Alien. Misschien kon hij die zelf wel regisseren? Maar hier zou zijn rol uiteindelijk kleiner zijn dan hij hoopte, al kreeg hij wel een tweede credit als Visual Design Consultant. De filmversie zou flink afwijken van zijn script en de regie zat er zeker niet in. Producenten Gordon Carroll, Walter Hill en David Giler gingen zich ermee bemoeien, onder de naam van hun bedrijf Brandywine, en kwamen met flinke veranderingen. Robot Ash en de kat Jones werden toegevoegd en twee crewleden werden ‘working class’, waardoor er een kloof tussen personages ontstond die zeer vruchtbaar bleek voor het eindresultaat. In het originele script werd het geslacht van de acteurs in het midden gelaten, waardoor de castingkeuzes open stonden voor interpretatie. Giler en Hill veranderden dat en Ripley en Lambert werden vrouwen. Giler wilde dat Hill zou regisseren, die was al bekend als regisseur toen met Hard Times en The Driver op zijn naam, maar Hill durfde het niet aan met een genre dat nieuw voor hem was. Ridley Scott mocht het doen en moest met de spanningen gaan dealen die er op voorhand al tussen producenten en schrijvers waren.

De regisseur had grote ambities met zijn project. Inhoudelijk was Alien dan wel een monsterfilm, de scènes waarin dit verhaal zich ontvouwde, moesten van verbluffende schoonheid en compositie zijn. Daarbij waren de acteurs eigenlijk eerder een sta-in-de-weg dan een toevoeging. Sommige van Scott’s castleden klaagden dat ze tijdens de productie te weinig begeleiding kregen, zeker ook omdat Scott zelf vaak achter de camera ging zitten. Volgens Scott zou het hebben van de beste acteurs die hij kon vinden zijn leven gemakkelijker maken: hoe minder tijd hij hoefde te besteden aan discussies over motivatie, hoe meer tijd hij kon besteden om de film er zo adembenemend mogelijk uit te laten zien.

Scott stelde een dreamteam samen dat zijn onmogelijke droom (het budget van 8,4 miljoen dollar was voor een grote Hollywoodproductie met veel special effecst bescheiden) werkelijkheid zou moeten maken. Cinematograaf Derek Vanlint, conceptueel kunstenaars Chris Foss en Ron Cobb (die ook al aan Dark Star had gewerkt), productieontwerpers Michael Seymour, Leslie Dilley, Roger Christian en Ian Whittaker, special effects supervisor Nick Allder en (last, but certainly not least) de Zwitserse kunstenaar H.R. Giger. Carlo Rambaldi, die later het model voor E.T. zou maken, maakte het hoofd van de alien en Roger Dicken ontwierp de Facehugger en de Chestburster. De Nostromo werd een aftands schip met lange gangen, luchtschachten, enorme opslagruimtes, druipend koelwater, rammelende kettingen en een afgeleefde woonomgeving voor de crew die eigenlijk alleen maar naar huis wilde. Scott maakte zelf de vergelijking met vrachtwagenchauffeurs. Tegenover het vuil en het zweet van de bemanning zette Scott zijn perfecte en uiterst dodelijke monster dat in alles superieur leek aan die wereld. Dan O’Bannon had Giger ontmoet toen die werkte aan Alejandro Jodorowsky’s mislukte Dune-project. O’Bannon zag toen al dat Giger wel eens de juiste man zou kunnen zijn om het beest echt angstaanjagend te maken, met name na het zien van diens boek Necronomicon. Giger leverde, in spades. Je kunt stellen dat hij een monster bedacht dat nooit meer echt geëvenaard werd. Een monster waarvoor hij een organisch ruimteschip bedacht met vaginale ingangen, een enorme space jockey en gigantische baarmoederachtige eierkamers. Een schip dat zowel schitterend en fascinerend als gruwelijk was, omdat het publiek geen idee had waar het nou naar zat te kijken.

Tegenover de antagonist, die eenmaal gezien nooit meer wordt vergeten, zet de film een geweldig sci-fi personage: Ellen Ripley. De keuze om van de heldin een vrouw te maken bleek een briljante. Ripley was het filmdebuut voor Sigourney Weaver, een actrice die tot dan toe alleen ervaring had op het toneel. Ze werd omringd door een groep ervaren acteurs die haar op de proef stelden, zowel achter als voor de camera. Weaver kreeg daardoor de kans te groeien in een rol die haar hele leven zou veranderen. Haar Ripley is een briljante creatie, een rolmodel dat sterk en slim is, maar ook kalm als ze onder extreme druk staat. Een rationele vrouw die door veel training precies weet wat ze moet doen, maar door de extreme omstandigheden een beroep moet doen op haar instinct. Ze is kwetsbaar, maar past zich snel aan een veranderende vijandige omgeving aan. Een meeslepend en oprecht personage dat de kijkers keer op keer voor zich wint. Een personage ook dat ze in de Alien-sequels zou perfectioneren.

In de andere zes hoofdrollen staat een team van geweldige acteurs in topvorm. Tom Skerritt is de gezagvoerder van de Nostromo, Dallas, een man die alles al gezien heeft maar er altijd staat als het moet. Veronica Cartwright is de vaak hysterische Lambert, met wie de angstige kijker zich het best kan identificeren. John Hurt is Kane, een personage dat zowel lethargisch als nieuwsgierig is. Een nieuwsgierigheid die hem in de armen van de dood drijft. Yaphet Kotto en Harry Dean Stanton zijn de onderhoudsmonteurs die het schip draaiende moeten houden en in een andere salarisschaal zitten. Ze zijn hilarisch, maar ook cynisch omdat ze weten dat ze nooit naar die top zullen komen. Ian Holm is Ash, de ijverige maar ook geheimzinnige wetenschapsofficier die misschien niet is wie hij lijkt.

Scott heeft een paar kleine scenes uit de film gehaald die niet echt gemist worden, maar er is ook een cruciale scene die er voor de logica in had moeten blijven. Tijdens haar pogingen om het beest te ontlopen en de escape pod te bereiken, stuit Ripley op een stervende Dallas. Die is gevangen door het monster en is bezig te veranderen in een cocon waar uiteindelijk weer een nieuwe Facehugger in geboren wordt. Dallas beseft dat er iets vreselijks staat te gebeuren en hij smeekt Ripley hem te doden. Dat doet ze. Deze scene zou de levenscyclus van het beest compleet hebben gemaakt, maar om de vaart op het einde van de film te behouden werd hij eruit geknipt. Het publiek was te druk met meevluchten met Ripley, maar critici wezen er later op dat het nu onduidelijk bleef hoe het zat. James Cameron kon daarom uitpakken met een Alien-queen in zijn vervolgfilm, maar daardoor bleef de vraag staan waar die dan vandaan kwam.

Ondanks de fantastische visuals, de werkelijk angstaanjagende ontmoetingen met het monster (die zich slechts via details kenbaar maakt waardoor het enorme gevaar vooral in het hoofd van de kijker ontstaat) en de interessante personages, is Alien in de basis heel simpel. Dat basisidee kreeg een enorme dosis testosteron door de sterke acteurs, het geweldige set design en de vastberadenheid en meesterlijke hand van Ridley Scott. Een van de meest briljant volgehouden oefeningen in filmische spanning in de geschiedenis van het medium. Een film die vele malen is geïmiteerd, maar nooit geëvenaard. James Cameron probeerde het niet eens en koos voor een actiebenadering die vreselijk goed werkt maar waarin de horror een stuk minder is. De twee films samen vormen een perfecte combi waar de vervolgen eigenlijk niets meer aan toe te voegen hadden.

Voor wie echt alles wil weten over de film is er het prachtige boek The Making of Alien van J.W. Rinzler, maar er is ook een enorm uitgebreide wiki. Op American Cinematographer staat een interessant interview met Scott over zijn ervaringen. En de bijna 3 uur durende docu The Beast Within: The Making of Alien, voorheen alleen te vinden op de special dvd en blu-ray edities, staat gewoon op Youtube.