Ik zag Alien op tv toen ik een jaar of 14 was. Ik was aan het oppassen en kon zelf bepalen wat ik keek. Maar alleen voor de tv in dat vreemde huis met een van de beste horrorfilms ooit bleek teveel. Ik heb m halverwege afgezet, te spannend. Een tijd later heb ik m alsnog gezien, al was ik eigenlijk te jong om de kracht ervan te herkennen. Toen ik 16 was zag ik de opvolger in de bioscoop, een film die de horror mengde met intense actie. Die timing van film en leeftijd bleek perfect. Aliens maakte een enorme indruk op me en zit sindsdien in mijn systeem, als een referentiepunt voor allerlei situaties waarin ik terechtkom. Simpelste voorbeeld is de lift. Als het sluiten van de deuren lang op zich laat wachten dan denk ik aan Aliens. Ook zit mijn hoofd vol quotes uit James Camerons film, vooral die van Bill Paxton (What do you mean ’they’ cut the power? How could they cut the power, man? They’re animals!). Het Alien-universum is sindsdien uitgebreid met meerdere sequels, prequels en spinoffs maar geen daarvan kwam ook maar in de buurt van de eerste twee. Maar nu is er Alien: Romulus, een hommage die een heel eind komt.

Regisseur Fede Álvarez houdt zich ver van de filosofische en religieuze aspecten die Ridley Scott introduceerde in Prometheus en Alien: Covenant. In een poging diepte te geven aan zijn films introduceerde hij de scheppers van de monsters, een proces waarin Scott zichzelf vastdraaide. Het was voldoende geweest als hij zich bij de rol van de android David had gehouden, als de figuur die de monsters als het perfecte organisme ziet. Iets dat Ash (Ian Holm) al deed in het origineel en waarmee het verschil tussen de emotionele en feilbare mensheid aan de ene en de meedogenloze monsters aan de andere op scherp gezet wordt. Aan dat vergroten van de thematiek voegde Scott ook nog het vergroten van de wereld toe. Enorme ruimteschepen, Alien-nederzettingen en uitgestrekte landschappen. Het claustrofobische karakter van de eerste vier delen was daarmee ineens weg. De kracht van de films zit in de strijd tussen mens en monster, tussen de menselijke aard en die van de kille tegenstander. Met daartussenin de android, als de bemiddelaar. Alien: Romulus focust zich daar volledig op en dat komt de film enorm ten goede.

Chronologisch speelt Romulus zich af tussen Alien en Aliens. De film opent met het bergen van wat een in een rots verstopte alien blijkt, uit de resten van de geexplodeerde Nostromo. Dan schuift het verhaal naar de mijnkolonie Jackson’s Star, eigendom van megacorporatie Weyland-Yutani. Daar werkt Rain (Cailee Spaeny, Civil War), een wees die de zorg draagt voor de niet best functionerende androïde Andy (David Jonsson). Haar ex-vriend Tyler nodigt ze uit om samen met hem op een missie te gaan om cryostasecontainers te halen uit een verlaten ruimteschip dat boven Jackson’s Star zweeft. Hiermee kunnen ontsnappen aan hun leven in de kolonie en in cryoslaap de lange reis ondernemen naar de planeet Yvaga, waar de zon wel schijnt. Tylers zus Kay, hun neef Bjorn en piloot Navarro gaan ook mee. De zes personages komen op het verlaten schip en vinden de containers. Maar ze vinden ook iets anders.

Álvarez is duidelijk een fan van de franchise en grijpt overal terug op aspecten van de vorige films. De Xenomorphs en Facehuggers zien er tof uit en voelen ‘echt’, met een juiste hoeveelheid slijm en een aantal nieuwigheden die het ook een film van nu maken. Hij besteedt veel aandacht aan Weyland-Yutani en laat zien hoe het bedrijf de levens beheerst van de arbeiders in de mijnkolonie. Overal duikt het logo op, een alomtegenwoordige entiteit die te vergelijken is met de superstaat in George Orwells 1984. Maar wat me echt terugbrengt naar de eerste twee films is het production design van Naaman Marshall. Hij herschept perfect de retro-technologische sfeer van Alien en Aliens, door de glans van de vervolgen weg te halen en terug te gaan naar de doorleefde, grimmige look van de films uit 1979 en 1986. Je voelt de doorleefdheid in de gangen, je hoort de langzaam sluitende diafragmadeuren, je ziet het vuil bij knoppen en schakelaars. Álvarez neemt de tijd om de spanning op te bouwen, al gaat dit toch een stuk sneller dan in Alien. Je weet dat er iets vreselijks gaat gebeuren, je weet alleen niet wat of wanneer. Hij begrijpt hoe belangrijk die opbouw is maar als het eenmaal op gang komt, gaat hij helemaal los en sluit hij aan op James Camerons film. Álvarez tovert met een aantal inventieve achtervolgings- en gevechtsscenes, maakt inventief gebruik van het uitschakelen en aanzetten van de zwaartekracht en vindt een manier om het ‘acid for blood’ kenmerk van de Xenomorphs in te zetten. En dit alles tegen de achtergrond van een ruimteschip dat dreigt te crashen op een schitterende asteroid belt.

Hoewel de cast het prima doet, krijg je bij de meeste personages nooit het gevoel dat je ze leert kennen. Dat deed Ridley Scott toch heel anders destijds, met zijn truckers in space die ruw uit hun slaap gehaald worden. Het draait hier om Rain en Andy en die zijn dan ook uitstekend. Cailee Spaeny is sterk als de heldin en weet op overtuigende manier haar angsten om te zetten in vastberadenheid. Jonsson steelt echter de show als Andy. De Alien-serie heeft altijd interessante androïde personages gehad en Andy is niet anders. Zijn belangrijkste prioriteit is Rain beschermen, maar hij krijgt een intrigerende draai als Rain hem herprogrammeert en hij ineens een Andy 2.0 is. Jonsson en Spaeny maken de emotionele reis van hun personages heel geloofwaardig. Het is te hopen dat ze mogen blijven voor de vervolgen. Wat de franchise namelijk keer op keer verkeerd deed is het dumpen van personages waaraan je gehecht was of ze op een zo foute manier terugbrengen dat je je als kijker totaal niet serieus genomen voelt. Van die reset-knop moeten ze nou eens een keer afblijven.

Hoewel veel van Romulus soepel op zijn plaats valt, zijn er ook flinke plotgaten te ontwaren als je een stapje terug doet en nadenkt over bepaalde wendingen. Grootste misser is het gebruik van CGI om Ash opnieuw tot leven te wekken. Het leidt flink af en zijn boodschap, de aliens zijn geweldig en we kunnen veel van ze leren, had ook op een andere manier gebracht kunnen worden. In de laatste 15 minuten schiet Álvarez nogal door als hij een monstervariant introduceert die teveel doet denken aan die sneue versie uit Alien Resurrection (1997).

Romulus heeft een enorm metagehalte door het voortdurend refereren naar andere Alien-films. Scenes zijn met regelmaat gekopieerd uit en gemodelleerd naar de eerste vier films, het wemelt van de subtiele verwijzingen (een beker, de Android die melk drinkt, het eten van cornbread, een zonnebril, de pulse rifle, de motion tracker) er keren ook letterlijke quotes terug. Zelfs de openingsequentie is vrijwel identiek aan die in Scotts versie. Toch stoorde me dat hier een stuk minder dan bij Gladiator II. Voor mij voelde het als een warm bad, alsof je allemaal oude bekenden tegenkomt. Alien: Romulus voelt gewoon goed. Het belangrijkst signaal daarvoor is dat ik hem na afloop eigenlijk direct opnieuw wilde zien.