Martin Scorsese had het wel even gehad met de heftige thema’s en de bijbehorende filmstijl waarmee hij tussen 1970 en 1980 tekeer ging. Na het ongekend intense Raging Bull nam hij wat gas terug en maakte 2 films die een luchtigheid bevatten die zijn kijkers niet van hem verwacht hadden: The King of Comedy en After Hours. Zeker de laatste is met het verhaal van de keurige kantoorklerk Paul Hackett die door een bijzondere vrouw in een bizar nachtelijk avontuur wordt gestort, een buitenbeentje in z’n oeuvre.
Dat komt ook vooral omdat de film hem min of meer overkwam: zijn gevecht om The Last Temptation of Christ te maken zou nog even voortduren en hij wilde ondertussen iets anders maken. After Hours heeft mede daardoor een geïmproviseerde spontane stijl die hij in zijn andere films veel minder wist te bereiken. After Hours zou als een comedy gekenmerkt kunnen worden, maar dan wel een gitzwarte. Alles lijkt mis te gaan voor Paul en hij valt van de ene ellende in de andere. Ondanks de luchtigheid zit de film toch vol met tot reflectie aanzettende thema’s: (nood)lot, synchroniciteit, fatalisme, paranoia en toeval. Ook creëert Scorsese een Hitchcockiaanse spanning als zijn protagonist moet zien te overleven in een stad die hem, ondanks dat hij er al jaren woont, vijandig gezind lijkt. After Hours is de eerste film waarin Scorsese samenwerkte met voormalig Fassbinder cameraman Michael Ballhaus, en die weet ondanks het krappe budget prachtige trucs uit te halen en een visuele identiteit neer te zetten die perfect past bij de film.