Twee acteerkanonnen in een film die vrijwel vergeten lijkt. Waar Al Pacino en Gene Hackman begin jaren 70 de bioscopen bestormden met The Godfather I en II, Serpico, Dog Day Afternoon, The French Connection, The Poseidon Adventure en The Conversation, wist hun samenwerking weinig mensen te trekken. Critici waren wat enthousiaster en ik snap wel waarom. Scarecrow is een kleine film over twee outcastst die samen op zoek gaan naar een beter leven, met allebei een droom maar allebei weinig hoop die te verwezenlijken. Veel van de scenes zijn deels geimproviseerd en regisseur Jerry Schatzberg (die met Al Pacino al The Panic in Needle Park had gemaakt) vertrouwt volledig op zijn twee leads. Het is dan ook echt een acteursfilm waarin Hackman en Pacino veel kansen krijgen om te shinen. Dat geeft de film ook af toe iets zelfgenoegzaams.

Waar hij zich met The Panic in Needle Park volledig concentreerde op New York, specifiek de Upper West Side, daar neemt Schatzberg hier een diepe duik in de de leegte van de VS. De focus ligt hier op smalltown America met weidse vergezichten, eindeloze wegen, aftandse auto’s en gewone mensen. De clowneske en schriele Francis (Pacino) en de sterke en temperamentvolle Max (Hackman) komen elkaar tegen als ze proberen een lift te regelen ergens op het Californische platteland. Een prachtige openingsscene waarin de twee elkaar aftasten tijdens het urenlange wachten. Hun interactie is als die van twee dieren die bij elkaar in een hok geplaatst worden en moeten ontdekken of ze iets aan elkaar hebben. Francis is al vijf jaar op pad (hij zat op zee, zegt hij) nadat hij is weggelopen van zijn zwangere vrouw in Detroit. Max komt net uit San Quentin en is zoekende naar een nieuwe bestemming in zijn leven. Een stoere man die echter ook voortdurend op de rand van uitbarsten staat. De twee lijken gemodelleerd naar de hoofdpersonages uit John Steinbecks Of Mice and Men, dat zich afspeelt tijdens The Great Depression.

Francis draagt een doos met een strik eromheen mee met daarin een cadeau voor het kind dat hij nooit heeft gezien. Max wil een carwash openen in Pittsburgh en draagt een notitieboekje mee vol aantekeningen en zijn bankboekje met spaarsaldo. Ze maken een tussenstop in Denver waar Max’ zus Coley woont. Max krijgt wat met haar vriendin Frenchy waardoor de kans op een conventioneel bestaan zich aanbiedt. Maar de zelfdestructieve Max weet die te verprutsen en de twee belanden tijdelijk op een werkboerderij in Colorado. De twee drijven uit elkaar maar als Francis in elkaar geslagen wordt, verstevigt hun band zich weer. In Detroit krijgt Francis via de telefoon te horen dat zijn ex hem nooit meer wil zien en dat hun zoon doodgeboren is. Een leugen maar voor Francis is dit de druppel en hij raakt in een zo diep trauma dat hij in het ziekenhuis belandt. Max raakt intussen steeds meer vertwijfeld over zijn toekomst. Zich aan elkaar vastklampen lijkt nog de enige redding voor deze twee verschoppelingen.

Dit is geen vrolijke film, ondanks een aantal lichte en zelfs hilarische scenes. Het script is nogal losjes en had wel wat meer karakter- en plotontwikkeling kunnen gebruiken. Maar Al Pacino en Gene Hackman zijn fantastisch en het weidse Amerika ligt er prachtig, zij het ook wat somber, bij. Een parabel over The American Dream en hoe onbereikbaar die is voor een groot deel van diezelfde Amerikanen.