In het universum van M.C. Escher heersen vooral harmonie, rust, orde en vrede. Disharmonie, onrust, wanorde en oorlog zijn ver weg of dienen als achtergrond voor de schoonheid op de voorgrond. Denk aan prenten als Tegenstelling (Orde en Chaos) en Kristal. Escher ziet de wereld als een eeuwigdurende strijd tussen deze uitersten. Als kunstenaar had hij de taak om de wereld te laten zien dat orde een vanzelfsprekendheid is, al lijkt die soms ver weg. Bij de uitreiking van de Hilversumse Cultuurprijs in 1965, zei hij er dit over:

“Ik probeer in mijn prenten ervan te getuigen, dat wij leven in een schone, geordende wereld en niet in een normenloze chaos, zoals het soms lijkt.”

Het is dan ook best bijzonder dat er een prent bestaat waarin onrust de boventoon voert en het eerder om oorlog dan om vrede gaat. Rond de jaarwisseling van 1950-1951 werkte Escher aan de litho Predestinatie, die hij in eerste instantie Verkeerde wereld noemde. Daarin vallen vogels en roofvissen elkaar aan. Hij beschreef de prent zelf als volgt:

‘Een agressieve, vraatzuchtige vis en een schuwe, kwetsbare vogel zijn de acteurs in dit drama: zulke tegengestelde karaktertrekken leiden vanzelf tot de ontknoping. Een regelmatig patroon zweeft als een verticaal lint in de ruimte. Onderaan in het midden bestaat deze beeldstrook uit vissen en vogels, maar door verwisseling van figuren blijven ter linkerzijde alleen vogels en rechts alleen vissen over. Uit de langzaam vervagende uiteinden van het lint maakt zich van elke soort één vertegenwoordiger los, een zwarte, duivelse vis en een witte, onschuldige, maar jammer genoeg onherroepelijk tot ondergang gedoemde vogel. Hun beider fatum voltrekt zich op de voorgrond.’

In een zinderende dans wervelen de vogels en vissen om elkaar heen, totdat het noodlot toeslaat. Op het moment dat de vogel zich net heeft losgemaakt, wordt hij al belaagd en ontsnapt hij ternauwernood aan de dood. Maar op de voorgrond wordt hij alsnog in volle vlucht gegrepen door de vraatzuchtige vis.

De tegenstelling tussen goed en kwaad, schuld en onschuld, oorlog en vrede, in de vorm van een zwarte, duivelse vis en een witte, onschuldige vogel doet denken aan Cirkellimiet IV (Hemel en Hel). Daarin staan witte, onschuldige engelen tegenover zwarte, duivelse vleermuizen. Toch is er ook een groot verschil: in Cirkellimiet IV heerst een status quo. De twee soorten zijn gevangen in een patroon waarbij ze elkaar nodig hebben om te bestaan. In Predestinatie delft de witte vogel het onderspit en is de zwarte roofvis de overwinnaar.

Het is een bijzondere omdraaiing van de natuur. Vissen eten geen vogels, maar andersom komt het juist regelmatig voor. Dat wist Escher als natuurliefhebber ook. Door de prent de titel Predestinatie (voorbestemming) te geven, presenteert hij de daad van de vis en de dood van de vogel als een onontkoombaar lot. Een noodlot dat tegen de natuur ingaat. De vogels en de vissen ontstaan uit dezelfde basisvorm. Daarmee lijkt hij te suggereren dat de afloop net zo goed andersom had kunnen zijn. De vogel en de vis zijn als twee kanten van dezelfde medaille. Het lot bepaalt welke kant boven eindigt. In 1957 verscheen een artikel van J.C. Ebbinge Wubben (directeur van Museum Boymans in Rotterdam) in Openbaar Kunstbezit, onder de titel Noodlot, waarin Escher zijn eigen beschrijving van de ontstaansgeschiedenis weergeeft. Escher stelt daarin dat het maar de vraag is of hij zelf het lot bepaalt van de wezens die zijn vlakvullingen bevolken:

‘Het idee voor Predestinatie kwam eenvoudig en alleen tot mij door de personages die ik als de twee dierlijke motieven had opgevat. Zo het al merkwaardig mag heten dat zulke eenvoudige figuurtjes een karakter hebben, nog vreemder lijkt het te veronderstellen dat zij zelf hun karakter scheppen. Een dergelijke sensatie onderga ik telkens als ik bezig ben met het ontwerpen van een regelmatige vlakvulling. Het is mij dan of niet ik het ben die mijn vormgeving bepaal, maar of de onnozele platte vlekjes, waaraan ik peuter en zwoeg, een eigen wil hebben, of zij het zijn die de beweging van mijn tekenende hand leiden.’

 

De Ouroboros in een Grieks-Byzantijns manuscript, 1478

Het tot leven laten komen van figuren in een tweedimensionale vlakvulling tot driedimensionale loslopende, vliegende en zwemmende beestjes, is iets dat Escher vaker gedaan heeft in zijn carrière. Hij was nou eenmaal gefascineerd door de suggestieve mogelijkheden die het platte vlak biedt om het oog te misleiden. Zo deed hij dat bijvoorbeeld ook in de prenten Reptielen, Ontmoeting en Toverspiegel. Omdat de vogels en vissen elkaar in het midden treffen, doet de prent ook denken aan de Möbiusbanden die hij jaren later zou maken. En er zijn overeenkomsten met twee symbolen voor oneindigheid; de lemniscaat en de Ouroboros. Die laatste is een slang of een draak die in zijn eigen staart bijt en op die manier een eeuwige cirkel vormt. Deze symbolen zijn wel aan meer prenten van Escher te koppelen, maar door de vis die in de vogel bijt, is de ouroboros hier nog prangender aanwezig.

Zoals hij zo vaak doet, is ook Predestinatie een prent die ontstaan is uit een eerder gemaakte vlakvulling. In dit geval is dat Regelmatige vlakverdeling met vogels, nr. 80 uit november 1950. Op zijn beurt is die tekening weer een combinatie van twee andere tekeningen, nummers 73 en 74, waarin de vogel en de vis elk hun eigen vlakvulling hebben. Hij gebruikt nummer 80 ook als basis voor de eerste vlakvulling in zijn boek Regelmatige vlakverdeling, dat in 1958 verschijnt. Regelmatige vlakverdeling I is een metamorfose waarin een grijs vlak langzaam verandert in een geruit patroon waaruit eerst een vogel, dan een vis en dan een mengeling van beiden ontstaat. In 1959 gebruikt hij nummer 73 (de vogel) als basis voor een tegel. In de meisjesschool in Den Haag komen drie pilaren in de aula te staan, met daarop een vlakvulling van tegels. In 1971 werd Predestinatie vertoond tijdens de uitvoering van Time Spirit, de symfonie van Jurriaan Andriessen. Escher was aanwezig bij de première en zei later:

‘Het in elkaar laten overvloeien van soms wel tien of meer dia’s van dezelfde prent, op verschillende schaal, groter en groter wordende vissen en vogels, tot een snerpende climax (bv als in Predestinatie, waar je de arme vogel als het ware zijn doodsangst hoort uitkrijsen, als vis hem eindelijk te pakken heeft.) Ik kreeg er een brok van in mijn keel en totaal onbekende mede-luisteraars vertelden dat ze er “koud” van werden.’

Dit artikel verscheen eerder op www.escherinhetpaleis.nl