John Cassavetes maakte met deze moderne screwball comedy een veel lichtere film dan zijn publiek tot dan toe van hem gewend was. Het resulteert in een weliswaar grappige en soms pijnlijke film, maar met zijn liefdespaar maakt de regisseur een te grote inbreuk op de geloofwaardigheid.
Minnie (Gena Rowlands) en Moskowitz (Seymour Cassel), een museumcurator en een parkeerwacht, ontmoeten elkaar en worden verliefd gedurende een viertal zeer emotionele en hectische dagen. Rowlands is fenomenaal als de mooie maar ook onzekere en in de liefde teleurgestelde Minnie. Ze weet de irrationaliteit en complexiteit van haar personage in al zijn nuances over te brengen en als kijker ga je haar keuze voor Moskowitz bijna begrijpen.
Bijna. Cassels vertolking van de hyperactieve Moskowitz (een ADHD’er uit het boekje) is zo eenzijdig dat de ongeloofwaardigheid over Minnies keuze in stand blijft. Ook de ondersteunende rollen zijn te grof en ongenuanceerd om indruk te maken. Van de schreeuwende date from hell waarmee Minnie aan het begin is opgezadeld, tot het stereotype waartoe Moskowitz’ moeder wordt gereduceerd. De typische beeldtaal van de regisseur is wel weer aanwezig en de film bevat een aantal zeer grappige scènes, maar het zijn momenten in een film die het zonder spanningsboog of punchline moet stellen. Een ding moet je Cassavetes wel nageven. In de scènes waarin de geliefden naar Casablanca en de rol van Humphrey Bogart daarin kijken of er over spreken, weet hij een pregnante kritiek op Hollywood te verwerken — op zijn eigen afhankelijke rol in dat systeem en de manier waarop haar idealiserende blik op de liefde contrasteert met de harde realiteit.