Een horrorfilm die zich grotendeels overdag en in de volle zon afspeelt, is dat nog horror? Dat ligt aan de definitie. Heel spannend is Midsommar niet en heel eng ook niet. Maar hij grijpt je wel bij de keel en veroorzaakt een voortdurend schuiven op je stoel.
Regisseur Ari Aster trok vorig jaar al flink de aandacht met Hereditary en deze film is een opvolger met veel elementen die Aster nu al een heel herkenbare filmer maken. Hij is uit op een ‘wow’ en ‘ojee’ gevoel, niet zozeer op afgrijzen. Beide films zijn te zien als folk horror (denk bv ook aan The Witch), waarin authentiek aandoende verhalen en mythes zich aan een nietsvermoedende moderne burger presenteren. Vooral in Midsommar botsen die twee, op soms toch wel gruwelijke wijze. Aster schept daarbij een sterk beeld van een gedoemde relatie die de motor vormt voor het verhaal. Een relatie die in de Zweedse midzomer zwaar op de proef gesteld wordt.
Het is een film die zich ontvouwt als een langzaam naderende maar niet te vermijden storm. Als de storm voorbij is, komt de zon weer tevoorschijn. Een zon die de huilende en gruwelende Dani Ardor (Florence Pugh, bekend van The Little Drummer Girl) beschijnt, omringd door de gelukkige sekteleden. Als er ook bij haar een lach doorbreekt, lijkt het bijna een happy end. Maar je blijft toch vooral met een gevoel van verbijstering achter.