De aarde vanaf het maanoppervlak, de beroemde foto die is gemaakt tijdens de Apollo 11 missie.

Op 20 juli 1969 zette Neil Armstrong de eerste stappen op de maan, precies 50 jaar geleden. Hij klom de trap af, zette een voet op de poederige maanbodem en zei: ‘Een kleine stap voor de mens, een grote stap voor de mensheid’. De Apollo 11 missie geldt nog steeds als een van de meest iconische prestaties van menselijk vernuft. Een mijlpaal waarop op allerlei manieren wordt teruggekeken. In film: vorig jaar al met First Man (met Ryan Gosling als Neil Armstrong) en dit jaar met de indrukwekkende documentaire Apollo 11 (‘Dit is de meest indringende reis die filmbezoekers ooit hebben genomen’, volgens de Washington Post).* In de beeldende kunst: de tentoonstelling La Lune in het Grand Palais in Parijs laat zien hoe de maan kunstenaars al eeuwen fascineert. Op het internet: op de website Apollo in realtime kun je de missie herbeleven, zoals die vijftig jaar geleden plaatsvond. Er zijn tentoonstellingen (o.a. in het Nationaal Ruimtevaart Museum in Aviodrome) en lezingen. Meerdere sterrenwachten organiseren herdenkingsdagen rondom de historische gebeurtenis. Kijk op 50jaarmaanlanding.nl voor meer info.

Of M.C. Escher de landing op de maan in de nacht van 20 op 21 juli heeft gezien, is niet bekend. Het is wel heel waarschijnlijk. Astronomie boeide hem al zijn hele leven en hij kon uren naar de nachtelijke hemel turen, op zoek naar sterren en planeten. In maart 1961 hield hij een voordracht voor de Baarnse Rotaryclub, waarin hij vol vuur sprak over zijn waarnemingen. Waarnemingen die hij al lang deed, maar die hij tijdens een zeereis naar Canada, in het najaar van 1960, nog heftiger had beleefd. Hij filosofeerde over de betekenis die de maan kan hebben voor de mens, waarbij hij die mensen verdeelde in vier categorieën: een dichter (voor wie de maan een verlenging van de eigen ik wordt), een astronoom (voor wie de maan een studieobject is dat hij wil doorgronden), een onverschillig mens (voor wie de maan slechts een wat onpraktische straatlantaarn is) en een gevoelig mens (voor wie de maan een voorwerp is waar hij zich over verwondert zonder veel voorkennis te hebben).

‘Toen ik me daar, op m’n vrachtboot, zó zat te verbazen over de afstand tussen haar en mij, dat ik er bijna báng van werd, toen liep mijn blik dus, als het ware, langs een rechte baan op haar toe; ik schóót, om zo te zeggen, de pijl van mijn verbeelding op haar af. Ik onderging, ademloos van verwondering, haar stilte, haar schijnbare onbeweeglijkheid, haar roerloze evenwicht in de ruimte. Zij werd voor mij tot een symbool, of beter gezegd: tot een demonstratie van de zwaartekracht, die geen saai, cerebraal begrip is, maar ook al weer: een levende aangrijpende onbegrijpelijkheid.’ **

Escher en de maan

In zijn grafisch werk heeft Escher de maan een aantal keren vastgelegd. De kleurenhoutsnede Zon en maan (1948) is de meest duidelijke, vanwege de titel natuurlijk. In Modderplas is de maan gespiegeld te zien. In de vierde uit zijn serie houtsnedes over de schepping laat hij de maan naast de zon zien met het ruwe aardoppervlak, bezaaid met beginnende bergketens, als duistere voorgrond. Het doet denken aan de beroemde foto die is gemaakt tijdens de Apollo 11 missie, maar dan omgekeerd: het maanoppervlak vormt hier de voorgrond en de aarde is de planeet in de diepte. En in Andere wereld (1947) is een met kraters gevuld maanoppervlak zichtbaar, door de ramen van het bakstenen gebouwtje dat met wat fantasie ook als een maanlander gezien kan worden.

Het nachtelijk maanlicht komt ook in zijn prenten terug. Het is verleidelijk om in vrijwel al zijn houtsnedes en houtgravures (waarin meer contrast tussen licht en donker zit dan in een litho) de aanwezigheid van maanlicht te zien. Het zwart-witcontrast doet al gauw denken aan maanlicht versus een donkere nacht. Zo heeft Escher het in de meeste gevallen echter niet bedoeld. Het licht van de maan is duidelijk wel aanwezig in de serie houtsnedes die hij maakte over Rome in 1934. Ook zijn tweede versie van San Gimignano, waarin de torens van het Toscaanse stadje als lichtpilaren oprijzen in de donkere nacht, is zo bedoeld.

Bronvermelding

[*] The Washington Post, 25 februari 2019

[**] Lezing voor de Rotary Club Baarn, maart 1961