Ik moest tijdens het kijken (voor de hand liggend nogal) steeds denken aan 2001, A Space Odyssey. Maar waar daarin de mensheid vooruit geholpen wordt door een buitenaardse intelligente entiteit, in de vorm van een zwarte monoliet, is dat hier de mens zelf. Een gewone man die toevallig ook een astronaut is. Zeker toen deze Cooper gekatapulteerd werd richting Gargantua en vervolgens in de kamer van zijn eigen dochter belandde, moest ik denken aan Bowman die zichzelf als oude man in bed ziet liggen.
Ook de bombastische (maar toepasselijke) muziek van Hans Zimmer lijkt rechtstreeks te refereren aan ‘Also Sprach Zarathustra‘ en het werk van Ligeti in 2001. Het grote verschil is dat Kubricks film vooral een visuele is waarbij je als kijker zelf een en ander moet uitvogelen. Interstellar koppelt extreem moeilijke theorieën over de relativiteitstheorie, zwarte gaten, gravitationele anomalieën, het tijd-ruimte continuüm, de vijfde dimensie en de rekbaarheid van tijd aan de heroïek uit films als Armageddon en The Right Stuff en menselijk drama. Dat drama speelt zich af op grote schaal, de ondergang van de aarde en de noodzaak een nieuwe thuisplaneet te vinden, en kleine schaal. Die laatste wordt vertegenwoordigd door Coopers familie en de sterke band met zijn dochter. Dat grote en het kleine drama worden ook tegenover elkaar gezet, als het gaat over afwegingen als ‘zie ik mijn dochter nog ooit terug’ en het overleven van familie versus de voortgang van de hele mensheid. Daardoor weet Interstellar op meerdere niveaus te raken.
Ik heb wel moeite met wat scenario- en dialoogpunten. Zo doet het vertrek van Cooper geforceerd aan, hoewel Nolan ruim tijd uittrekt voor het eerste deel op aarde. Ook heeft hij moeite om het drama invoelbaar te maken, ondanks de sterke scenes tussen vader en dochter. Misschien is het ook te groots en te onwerkelijk wat er met je gebeurt als je in ineens 23 jaar ouder bent en de ander al die tijd heeft gewacht. Als Cooper zijn eigen dochter als oude vrouw terugziet zou dat een emotioneel hoogtepunt moeten zijn, maar het komt (ondanks een sterke Ellen Burstyn) niet zo over. Dat komt omdat Nolan teveel wil uitleggen. Als er gepraat wordt over die anomalieën, de vijfde dimensie of de andere theorieën die hier een rol spelen, is het bijna onmogelijk dat allemaal te volgen. Het gevolg is dat je, ondanks al die woorden, nog steeds het gevoel hebt dat je wat mist. Ondertussen remt Nolan met al die uitleg de impact die emotionele momenten tussen personages kunnen hebben. Wellicht had hij er beter aan gedaan het mysterie te laten zijn voor wat het is, net als in 2001, en de kijker zijn eigen puzzel laten leggen. En Nolan is niet goed met humor. Dat is hij nooit geweest en dat weet hij zelf ook wel. Zo introduceert hij hier robots die een instelbaar humorniveau hebben, zichzelf daarmee op de hak nemend. Hoewel ze erg origineel zijn combineren die robots slecht met de serieuze aanpak.
Nolan weet echter een uitstekend beeld te schetsen van een aarde die uitgeput is en waar de mensheid ten dode is opgeschreven. Het mijmeren over een tijd dat er nog uitvindingen waren of dat er nog andere beroepen waren dan boer versterken dat. De wereld lijkt hier uit niets meer te bestaan dan een enkele boerderij, enorme massa’s mais en de voortdurende dreiging van zandstormen. Er is geen grote stad te bekennen en lijdzaamheid en passiviteit regeren. Het verstrijken van de tijd en de relativiteit ervan komt keer op keer terug in de film, een onderwerp waar Nolan overigens al sinds zijn eerste films door is gefascineerd. Interstellar heeft zijn visuals ook op orde. De onmetelijkheid van de ruimte, de nietigheid van het schip, het zwarte gat, de onwerkelijkheid van een nieuw ontdekte planeet en gigantische lichtmassa die Gargantua heet: alles is even schitterend. Zo blijf ik met een gevoel achter dat er in Interstellar een meesterwerk verborgen zit dat er niet helemaal uit komt.