Het is aan de ene kant wonderlijk dat dit verhaal nooit eerder is verfilmd en tegelijk ook weer niet. De poging in 1965 van autofabrikant Ford om te proberen Ferrari van de troon der 24 uur van Le Mans te stoten, is een prachtig voorbeeld van ‘de onmogelijke strijd’. En against all odds verhalen die tot winst van de underdog leiden, doen het nu eenmaal uitstekend in film. Maar het feit dat deze sportieve race zich in de autosport afspeelt, is ook direct de verklaring waarom het er niet eerder van kwam. Ondanks de hoge snelheden en de fraaie manoeuvres is autoracen niet echt geschikt voor het witte doek. De daadwerkelijke racescenes, met een man tegen man strijd en gestresste coureurs in hun cockpit, zijn dan ook op een hand te tellen hier. En als ze er zijn, is daar nog altijd de jongensachtige charme van Christian Bale. Het is een genot naar hem te kijken hier, met zijn Britse accent en de eeuwige grijs van de kwajongen op z’n gezicht. Het is alsof de tijd geen grip op hem krijgt en ik nog steeds zijn Jim uit Empire of the Sun zie.

In mijn artikel over autosport in film begin ik over Ford v Ferrari en ik benoem de zwaktes van dit genre. Maar dat was voordat ik de film zelf gezien had. De Ford GT40 die tijdens de 24 uur van Le Mans in 1966 als 1,2 en 3 eindigde, is een mythische auto waarvan ik het silhouet zo uit kan tekenen. Tel daarbij de strijd op meerdere fronten tussen de twee autofabrikanten als uitersten van de industrie; de auto voor de massa en de meest exclusieve van allemaal. De film moet voldoen aan Hollywoodwetten waardoor de race af en toe nogal versimpeld wordt en personages soms net iets te eendimensionaal zijn. Als kijkspektakel is Ford v Ferrari echter een feest van begin tot eind. En de scene waarin Henry Ford II zich naast Carroll Shelby in de GT40 wringt, als een sok in een centrifuge rondgedold wordt om daarna in huilen uit te barsten, is nu al klassiek.