Na drie seizoenen Undercover, de film Ferry en nu ook de serie Ferry is de saga rond Ferry Bouman dan toch aan het einde gekomen. Of niet? Het personage verveelt me in elk geval nog niet. Een onpeilbaar type waarin elementen van Tony Soprano en Walter White te herkennen zijn, maar dan een echte Brabander. Een heethoofd met losse handjes, wantrouwend, gewetenloos, sluw, opportunistisch. Maar ook een romanticus met een klein hartje die niets liever wil dan zijn Daniëlle gelukkig maken.
Deze serie positioneert zich chronologisch tussen de film (waarin Ferry van dienende dommekracht verandert in eigen baas en intussen zijn grote liefde ontmoet) en het eerste seizoen van Undercover (waarin hij een gearriveerde grootmacht in de drugshandel is). Bouman is hier een worstelende drugscrimineel die hogerop wil maar zijn weg versperd ziet door drugsbaron Arie Tack. Tack handelt met motorclub Pusaka waarvan de nieuwe leider, gespeeld door een heerlijke schmierende Tygo Gernandt, een echte psychopaat is. Als Tack opgepakt wordt, ruikt Ferry zijn kans. Maar om de enorme aantallen XTC-pillen te kunnen leveren heeft hij de hulp nodig van Lars (Yannick van de Velde), de labiele broer van Daniëlle, en van kapper Marco Grootaers. Een voorzichtige man die zich desondanks mee laat slepen door de gouden bergen die Ferry belooft. John (Raymond Thiry), de man van de overleden zus van Ferry, mag intussen zorgen dat hem niks overkomt.
Omdat dit een prequel is, is er ook een vergelijking met Better Call Saul te maken (de serie die chronologisch vooraf gaat aan Breaking Bad. Net als in BCS is hier een mix aanwezig van bruut geweld en persoonlijke sores. Maar waar Jimmy/Saul ook steeds bevangen wordt door existentiele twijfel, is het pad voor Ferry duidelijk. Hij is wie hij is maar om die man te kunnen zijn, heeft hij Daniëlle nodig. Hoewel de acteurs ouder zijn geworden, zijn de personages jonger. Dat wordt opgelost met wat haarverf en daar zou je over kunnen vallen. Het stoort me echter niet. De wereld van Ferry is tijdloos.