Deze tweede regie van Tony Gilroy is een stuk luchtiger van toon dan Michael Clayton. Hij is vooral een scriptschrijver, iets dat hij vooral liet zien in de bewerkingen van Ludlum’s Jason Bourne boeken. Julia Roberts en Clive Owen hebben zichtbaar plezier in hun rollen, die door Gilroy zelf zijn voorzien van erg sterke dialogen. In een scene waarin Owens collega’s met hem nog eens het eerste weerzien met Roberts doornemen leidt dat tot een sterk staaltje metahumor: ze herhalen nog eens zijn mooie respons als zij blijft ontkennen hem eerder gezien te hebben. Een reactie die Clive met verve uitspreekt maar op zijn beurt weer door Gilroy is geschreven.
Owen heeft al eerder laten zien dat hij goed overweg kan met dit soort tongue in cheek plots en dialogen, maar het blijft leuk naar zijn deadpan face te kijken. Maar ook Julia kan er wat van. Ze liet in Confessions of a Dangerous Mind en de Ocean films al zien dat ze goed is in de kwinkslagen die bij dit genre horen, en hier doet ze daar niet voor onder. Hoe ouder ze wordt hoe beter lijkt het wel.
De twee worden ondersteund door een serie sterke bijrollen, met voorop Tom Wilkinson en Paul Giamatti als rivaliserende CEO’s die voor niets terugdeinzen om numero uno te worden. Hun ontmoeting op het vliegveld kan in elk geval in de filmannalen bijgeschreven worden.
Maar hoewel Gilroy dus sterk is in dialogen wil dat niet zeggen dat hij goed geslaagd is in het schrijven en neerzetten van een plot. De vele flashbacks in de film verhullen een verhaal dat in feite vrij simpel is. Hij trekt een trukendoos open zonder een vangnet te hebben. Meestal gaat dat goed omdat je betovert bent door het spel, de teksten en de locaties. Tot je beseft waar het eigenlijk allemaal over gaat.