William Friedkin is een voorbeeld van een regisseur die zijn creatieve piek al vroeg in zijn carriere beleefde. Ik vergelijk hem altijd met Peter Bogdanovich die eenzelfde pad heeft bewandeld. Bug is voor Friedkin een terugkeer naar het horrorgenre, al is de film mijlenver verwijderd van zowel zijn eigen Exorcist (al vallen er in Bug ook wel wat duivels uit te drijven) en de torture porn zoals die de laatste jaren in cinema’s te zien is. Al is het maar omdat het geweld hier self inflicted is.
Ashley leeft alleen nadat haar man in de gevangenis is beland. Als hij vrij komt zoekt hij haar weer op, maar omdat hij nogal losse handjes heeft wil ze vooral van hem af. Ze leert de stille Peter kennen, die zeer aarzelend haar leven binnenkomt maar met wie ze in korte tijd een zeer sterke band krijgt. Peter heeft wat last van spoken in z’n hoofd, een gevolg van de experimenten die de overheid op hem als Irak-veteraan. Die spoken blijken insecten te zijn waarvan hij steeds meer last krijgt. Volgens hem leggen ze eieren in zijn lichaam, en vreten ze hem op van binnen. Ashley wordt meegezogen in zijn paranoia, en hun strijd tegen het insectenleger wordt steeds heviger en realistischer.
Bug is een nietsontziende film over innerlijke demonen. Friedkin heeft geen medelijden met zijn acteurs en zijn publiek, en de film bevat dan ook een paar zeer heftige scenes. In de uitwerking van de karakters is Bug echter nogal schematisch, en Friedkin lijkt vooral geinteresseerd in de vorm waarin de paranoia zich uit en niet waar die vandaan komt. Zeer sterk geacteerd, dat wel.