Fear and Loathing in Las Vegas. Maar dan in Tilburg en Hamburg. Frank Lammers is echter geen Benicio del Toro. Waar die weg kwam met nauwelijks een verstaanbaar woord irriteert het gebrek aan tekst uit de mond van de immer rokende Brabander. En als hij spreekt is het vaak in net-niet lekker lopend Engels. Lammers kan met veel weg komen, maar hier had wat meer richting en inhoud wel gemogen. Daar staat dan wel weer een ijzersterke Fedja van Huet tegenover.
De dialogen van de film trekken me niet over de streep, maar de sfeer, locaties en personages doen dat wel. Het is heerlijk meereizen met dit vreemde duo, waarbij de vraag voortdurend opduikt wat nou echt is en wat niet. De schrijver, zijn makker J. Kessels en zijn personages bestaan in een parallelle wereld die zowel echt is als het resultaat van een hardop fabulerende P. F. Thomése. Daardoor is er volop ruimte voor absurdisme, zij het niet zoveel als in Terry Gilliam’s Fear and Loathing.