De eerste twee speelfilms van regisseur Kar-wai Wong werden onlangs voor het eerst in Nederland op dvd uitgebracht. Zijn debuut is een illustratie van de toenmalige lokale cinematografische tijdgeest, de opvolger vormde een blauwdruk voor de stijl waar hij nog steeds beroemd om is.
Kar-wai Wong is zowel een filmmaker die deel uitmaakt van een bepaalde groep en een traditie, als een geheel ‘eigen’ auteur die ver verwijderd is van het mainstream-filmklimaat in Hongkong. Dat klimaat werd in eerste instantie gevoed door regisseurs die daar vanuit China beland waren en in hun formulewerk nog vooral naar het moederland keken. Eind jaren zeventig kwam er met regisseurs als Ann Hui, Hark Tsui en Patrick Tam een golf van filmmakers op die thematisch weliswaar zeer verschillende film maakten, maar alle opgegroeid waren in Hongkong en een nieuw zelfbewustzijn over hun afkomst aan de dag legden. Eind jaren tachtig kwam daar een tweede golf achteraan – met regisseurs als Stanley Kwan en Clara Law, waarvan een aantal als assistent van makers uit de eerste waren begonnen – en tot die stroming wordt Wong vaak gerekend.
Schizofreen
Hongkong stond in die tijd onder gezag van Groot-Brittannië, maar de culturele invloed vanuit China was groot, ook op het filmklimaat, vooral omdat vele Chinezen na de Communistische zege in 1949 naar Hongkong vluchten. Het gevolg was dat er vooral films in het Mandarijn (de taal van het vasteland en de machthebbers) werden gemaakt, en dat de films in het Kantonees (de taal van Hongkong) er bekaaid afkwamen. In de jaren zeventig, met de opkomst van de Golden Harvest-studio en de enorm populaire kungfu-films die daar gemaakt werden, veranderde dat. Hark Tsui is een goed voorbeeld van een regisseur die in de jaren tachtig zowel commercieel als artistiek succes zou behalen. Hij en zijn collega’s uit de eerste en tweede golf zouden sterk beïnvloed worden door de in 1984 getekende verklaring waarin Groot-Brittannië het gezag over Hongkong per 1 juli 1997 over zou dragen aan China. De bevolking zag zich geconfronteerd met een dreigende machtswisseling en werd gedwongen haar positie tot de grote buur te herzien. De geschiedenis als Britse kolonie en de altijd aanwezige invloed van het moederland creëerden een schizofrene culturele identiteit, waarin beide invloeden zo goed en zo kwaad als het kon werden geïntegreerd.
De cinema van de eerste Hongkongse ‘New wave’ weerspiegelt dat. Patrick Tam (Nomad, Final Victory) is een filmmaker die de ontwrichting en vervreemding van Hongkong wist te vertalen naar film – iets wat zijn protégé Kar-wai Wong later ook zou doen. Wong startte als productieassistent voor tv, maar maakte al snel een overstap naar het schrijven van scenario’s. Zo schreef hij Tams Final Victory (1987). Die film moest het derde deel worden van een trilogie, die echter nooit werd voltooid; Wong gebruikte zijn opzet voor het eerste deel als startpunt voor zijn eigen debuut As Tears Go By (1988). Deze film is qua plot nog traditioneel te noemen, maar in zijn verdere oeuvre rekt Wong de grenzen van de narratieve cinema op en focust op universele thema’s als tijd, ruimte, herinnering, toeval, liefde, identiteit en verlangen. Door zijn aandacht voor details en momenten ten koste te laten gaan van het grote geheel en veelvuldig jumpcuts, verzadigde kleuren, slow motion, ellipsen en een gedurfde kadrering te gebruiken, weet hij een unieke wereld te scheppen waarin de kijker kan dwalen.
Heethoofd
Het verhaal van As Tears Go By draait om Wah (Andy Lau), een jong mafialid met een sterke persoonlijkheid, maar ook met veel problemen. Zo voelt hij zich verantwoordelijk voor Fly (Jacky Cheung), een heethoofd dat graag een gangster wil zijn maar zich vooral steeds in de nesten weet te werken. Als hij bezoek krijgt van zijn nicht Ngor (Maggie Cheung), die op het afgelegen Lantau-eiland woont, heeft Wah er steeds meer moeite mee de balans te bewaren. De film deelt veel van de plot met Martin Scorseses doorbraakfilm Mean Streets, en in het bijna cartooneske geweld is ook zijn tv-achtergrond te herkennen. De film zette Kar-wai Wong op de kaart, bij critici en publiek, maar is achteraf gezien toch vooral een voorzichtige eerste stap. Het is fascinerend hem te zien experimenteren met technieken die later zo kenmerkend voor hem zouden worden.
Wong speelt met de verwachtingen van de kijker als de relatie tussen Wah en Ngor zich verdiept, ondermeer door een Chinese versie van de pophit Take My Breath Away te gebruiken. Hij balanceert op de rand van de kitsch met dit liefdesthema uit Top Gun, maar door een sterke montage en een onverwachte afloop weet hij er zelfs een unieke draai aan te geven. Als Wah dan uiteindelijk toch het geluk gevonden lijkt te hebben, wordt hij door Fly weer hardhandig terug in de realiteit geroepen. Diens conflict met een andere gangster is zo hoog opgelopen, dat Wah wel tussenbeide moet komen. Het noodlotttige einde kondigt zich al aan, maar het is Wong dan ook vooral om de aanloop te doen.
Existentieel
Wongs stijl is zich in As Tears Go By nog aan het vormen, maar op visueel gebied is er toch genoeg te genieten. Zo zijn er achtervolgingen en vechtpartijen die door het gebruik van een handgedragen camera, jumpcuts, slow motion en een bijna stroboscopische montage een geheel eigen draai geven aan deze zo veel gebruikte elementen. Er zijn meer afwijkingen van genreconventies en voorbodes van Wongs latere stijlkenmerken (beeldrijm, voice-over, flashbacks), die hij integreert zonder dat ze op het eerste gezicht iets met de plot van doen hebben. Maar net zo vaak biedt de film shots die zo uit een standaard Hongkong-quickie gelift zouden kunnen zijn. Het eindresultaat is een mix van gangster- en liefdesdrama, vermengd met een existentiële vraagstelling over plichtsvervulling en noodlot – bijeengehouden door de stijl van een meester in wording.
Zijn tweede film, Days of Being Wild (1990), betekende voor de regisseur een grote sprong voorwaarts. Weg waren de genreconventies waaraan hij zich in As Tears Go By nog gebonden voelde, en het resultaat is een film die zo elegant en ongeremd melancholisch is, dat met recht over de geboorte van een meester gesproken kan worden. Het verhaal speelt in Hongkong en de Filippijnen in de jaren zestig, en is in feite een studie naar verlangen, eenzaamheid en gemiste kansen. De gebeurtenissen concentreren zich op York (Leslie Cheung), een egocentrische playboy die een kick haalt uit het manipuleren van anderen. In een vijftal hoofdstukken laat Wong Yorks destructieve invloed op een aantal vrouwen om hem heen zien en de mannen die hen op hun beurt aanbidden. York is op zoek naar zijn biologische moeder, en hij geeft alles en iedereen de schuld van zijn eenzaamheid en gebrek aan focus. Het emotionele hart ligt dan ook niet bij hem, maar bij de twee vrouwen die hem aanbidden, Lizhen (Maggie Cheung) en Fung-ying (Carina Lau). Wong raakt gevoelige snaren als hij laat zien hoe deze mooie vrouwen zichzelf verliezen in het zwarte gat dat York heet. Zijn nihilisme en onverschilligheid besmetten iedereen, direct of indirect, en de zich aankondigende noodlottige climax is niet alleen voor hem maar voor iedereen die hij aanraakt een verlossing.
Moedercomplex
Het banale gegeven van de man met een moedercomplex laat zien dat Wong juist door melodramatische conventies te gebruiken ruimte schept voor artistieke expressie. Het is hem te doen om de filmische mogelijkheden waarmee hij zijn personages en zijn publiek kan sturen. Zijn mise-en-scène is schitterend en uiterst gedetailleerd. Vochtige straten, straatlampen die zich spiegelen in etalages, horloges en klokken als illustratie van de voortglijdende tijd, een kleurenpalet dat zich vooral beperkt tot blauwtinten en een constant aanwezige ondertoon van melancholie. En dit alles in beeld gebracht door cameraman Christopher Doyle, die driftig experimenteert met filters en groothoeklenzen en composities tevoorschijn tovert die hij in zijn jarenlange samenwerking met Wong nog verder zal verfijnen. Days of Being Wild zette het patroon voor vrijwel alle films die Kar-wai Wong sindsdien heeft gemaakt.
As Tears Go By en Days of Being Wild werden onlangs door distributeur Twin Pics uitgebracht als onderdeel van de reeks Cinéart – de collectie.