Toen bleek dat drugskoning Ferry Bouman (Frank Lammers) in het tweede seizoen een veel kleinere rol had dan in het eerste was het geklaag niet van de lucht. En dan wordt er in dit seizoen ook nog eens voortdurend plat Vlaams gesproken. Maar ik heb er wel van genoten, zeker van dat smeuïge taalgebruik. Zeker, de verwikkelingen in beide seizoenen zijn vaak nogal ongeloofwaardig. Nou ja, meer te toevallig. Want het is een feit dat er zowel hier in Nederland als in Belgie drugskoningen en wapenhandelaars rondlopen die zich voordoen als heel gewone mannen die van kamperen, barbecueën en bier drinken houden of gek zijn op country, line dancing en paarden.

Vroeger viel nog wel eens de uitdrukking te horen dat een film of serie on-Nederlands goed is, als die van eigen bodem kwam en kwaliteit bood. Inmiddels kunnen we wel zeggen dat Nederland en Belgie prima in staat zijn, ook in samenwerking, om sterke films en series te maken die juist door lokale problemen, lokale accenten en lokale eigenaardigheden prima mee kunnen in het internationale veld. Sinds de komst van Netflix kan daarom iemand in Colombia, Jemen of Vietnam (om maar een paar van de meer dan 190 landen te noemen waar het platform actief is) kijken naar wedervaardigheden van de Vlaamse undercoveragent Bob Lemmens (Tom Waes) die te maken heeft met de zware criminaliteit der Lage landen. Criminaliteit die voorzien moet worden van ondertitels om zelfs voor de kijkers hier volgbaar te zijn. Maar daar zit juist de kracht. Als Ferry in zijn campingsmoking rondbanjert met een pilsje in de hand, of als rancher Laurent Berger samen met broer Jean-Pierre op zondag bij zijn moeder gaat eten, dan is juist die herkenning zo intrigerend.