Terry Gilliam heeft een voorkeur voor het surreele en het bizarre. Soms pakt dat goed uit, soms verdwaalt hij in zijn eigen fantasie. Hij is een genie dat een beetje strak gehouden moet worden voor de beste resultaten. In Tideland heeft hij toch iets teveel ruimte gehad. Jeliza-Rose vertrekt na de dood haar gekke moeder met haar drugsverslaafde vader naar het huis van oma, ergens op het Amerikaanse platteland. Daar overlijdt pa al snel, en ze raakt dan onder invloed van de nog gekkere buurvrouw en diens achterlijke zoon Dickens. Terwijl het lijk van pa steeds verder ontbindt ontwikkelt zich een relatie tussen Jeliza-Rose en Dickens die je best ‘op het randje’ zou kunnen noemen. Het is dat de beide acteurs erg sterk zijn waardoor het nooit smakeloos wordt.
Maar Tideland is toch mislukt omdat Gilliam er geen boeiend verhaal of een uitdagende visie van weet te maken. Hij verwijst driftig naar Lewis Carrol’s Alice in Wonderland en Hitchcock’s Psycho (oma’s huis, de buurvrouw en haar zoon, het lijk in de stoel), maar komt nooit in de buurt van die voorbeelden. Wel is Tideland vaak prachtig om te zien, en ook in zijn voortdurend tiltende camera en de lage standpunten weet hij een consequente compositorisch kader neer te zetten.