5/5
Niemand maakte films zoals Sam Peckinpah dat deed. Spijkerhard, compromisloos, nihilistisch, extreem gewelddadig en vol zwarte humor. Hij was niet bang de donkere kanten van de mens te laten zien, zonder overigens de romantische kant van zijn personages en hun omgeving te vergeten. The Wild Bunch is de film waarin al die aspecten het sterkst aan bod komen.Rond 1913 wordt een groep outsiders steeds verder het eens zo Wilde Westen in geduwd. Opgejaagd door de oprukkende beschaving en geconfronteerd met een vorm van geweld die zij, ook niet vies van wat moord en doodslag, niet kennen: volledig ontdaan van moraal. Er hangt voortdurend een donkere wolk boven deze groep die weet dat hun tocht maar op een manier kan eindigen.
Toen The Wild Bunch bijna 50 jaar geleden debuteerde werd Peckinpah’s innovatieve camerawerk en de voortdurend vertragende en versnellende montage al snel als zeer vernieuwend gezien. Tegelijk ging er een schok door het film kijkend publiek. Dat was gewend aan verantwoord en gestileerd geweld dat slechts uitgeoefend werd indien noodzakelijk en waarbij de ‘good guys’ altijd overwonnen. Nu zagen ze het bloed vrijelijk opspatten, werden onschuldige voorbijgangers neergemaaid en als menselijk schild gebruikt en was er vooral veel grijs gebied waar het ooit zwartwit was. MaarThe Wild Bunch was ook een film die met alle macht terugverlangde naar een tijd die ooit was.
Die mix van veranderde mores en een hang naar oude tijden wordt ironisch becommentarieerd door Peckinpah met het beroemde ‘Shall We Gather at the River‘. Zijn voorganger John Ford gebruikte dat met regelmaat in zijn westerns, van Stagecoach tot My Darling Clementine en The Searchers. Maar waar Ford het liet horen als ode aan de zuiverheid van de periode en de goedheid van de mens, gebruikt Peckinpah de hymne als achtergrond bij de slachting in het dorp. De zingende groep geheelonthouders (!) wordt uiteengejaagd en neergemaaid. Het lied vervliegt in de tijd.
Yes, we’ll gather at the river,
The beautiful, the beautiful river;
Gather with the saints at the river
That flows by the throne of God.
De mannen van Pike Bishop (William Holden), die aan het begin van de film een bank beroven maar daarbij in de val lopen van de hen achtervolgende Deke Thornton (Robert Ryan), zijn dan wel de helden van deze film maar ze zijn net zo moorddadig als hun tegenstanders. De kracht van Peckinpah is dat hij ze desondanks sympathiek weet te maken en karakter weet te geven. Ondanks hun barre tocht richting de afgrond wordt er flink wat af gelachen. De humor is nooit ver weg bij Peckinpah, al is de kleur ervan diep zwart.
Bishop is een ouder wordende outlaw, een man die ooit een grote reputatie had maar steeds meer aan zelfrespect verliest als hij zijn krachten achteruit ziet gaan. Illusies heeft hij niet meer en hij verdoet ook geen tijd met het motiveren van zijn mannen. Bishop laat het bij een simpele zin die meerdere malen herhaald wordt, als een mantra dat hun dodenrit begeleidt: Let’s go.
Thornton bewondert Bishop maar moet dat respect overboord gooien omdat hij hem moet doden, als beloning voor zijn eigen leven. De broers Lyle en Tector Gorch (Warren Oates en Ben Johnson) volgen Bishop maar hebben steeds meer twijfels over diens leiderschapskwaliteiten. Dutch Engstrom (Ernest Borgnine) is net zo ervaren en dodelijk als Bishop maar kent zijn plek als steun en toeverlaat. Hij volgt Bishop overal, desnoods tot in de dood. Freddie Sykes is de oude man die gierend van de lach de tragiek ziet van hun situatie maar die zich er door zijn hoge leeftijd niet meer druk om kan maken. Angel is de jongste van het stel, een Mexicaanse bandiet die met zijn zachte kanten juist het lont is dat het vuur van de eindstrijd doet ontbranden. De mannen van Thornton zijn vooral incapabel, met voorop de ijzersterke Strother Martin en L.Q. Jones. De twee ruziën om wie nou eigenlijk wie omgelegd heeft in de vuurgevechten, terwijl ze de lijken pikken. Ze stoten elkaar af maar trekken elkaar ook aan in een serie hilarische scenes: ‘Liar! Black Liar! You shouldn’t talk like that to me. I’m sorry. Come on, T.C, help me get his boots.’
Peckinpah zei destijds dat hij het geweld zo extreem en vies wilde maken dat iedereen er zich van af zou keren. De regisseur was fel tegen de oorlog in Vietnam en hij wilde laten zien dat er niets moois was aan geweld, ook niet als dat ‘rechtvaardig’ zou zijn. Maar zijn strategie werkte niet. Na de eerste schok werd zijn benadering van dat geweld aanvaard als de nieuwe norm. Er was geen weg meer terug.
The Wild Bunch is een film over het stervende Wilde Westen, waarbij de ‘bunch’ van Bishop die wilde kant vertegenwoordigt. Een mythische periode die ook nu nog als authentiek en inspirerend gezien wordt, vanwege de idealen die erin verborgen zaten: mensen die op zichzelf teruggeworpen zijn, voor elkaar op komen, zonder bemoeienis van de overheid, in harmonie met de natuur en die zelf beslissen over goed en kwaad. Peckinpah weet aan al die aspecten te raken waarbij hij het Amerika van eind jaren 60 een spiegel voor hield. Het schitterende camerawerk van Lucien Ballard en de muziek van Jerry Fielding ondersteunen dit meesterwerk perfect.
Ik zag The Wild Bunch in De Nieuwe Regentes, het prachtige theater in Den Haag dat een retrospectief organiseert rondom Sam Peckinpah.
Hieronder een mooie video over het maken van het laatste vuurgevecht
Ernest Borgnine in 2010 over de film