Rondom 4 en 5 mei kijk ik altijd een oorlogsfilm, liefst een Nederlandse. Bioscoop of beamer zat er ditmaal niet in, maar in deze periode biedt de tv gelukkig altijd veel opties. Het werd Süskind.
De recensies waren wel goed volgens mij maar ik vond m nogal tegenvallen. Dat ik vaak aan Schindlers’s List en Zwartboek zit te denken is nog tot daar aan toe. Dat krijg je al snel bij een Nederlandse film waarin de Jodenvervolging en/of het verzet aan bod komt. Het acteerwerk van Jeroen Spitzenberger en Nyncke Beekhuyzen (zijn vrouw Hanna) was ok. Het sterkst was echter Karl Markovics (Die Fälscher) als de tussen wal en schip vallende Ferdinand aus der Fünten. De spanning tussen de opportunist Süskind en de watertrappelende SS-er Aus der Fünten (met daarin veel ruimte voor grijstinten in een verder erg zwart-witte film) geeft het verhaal wat diepgang. Maar verder was de film erg rommelig en springt van scene naar scene zonder een rode draad te bieden. Daardoor is het moeilijk je in te leven in wat er gebeurt. En, zoals zo vaak, is ook deze Nederlandse oorlogsfilm veel te sentimenteel. Vooral in de scenes rond de kinderen. Aanzwellende violen, slow-motion en clichématige one-liners, alles wordt uit de kast getrokken om me iets te laten voelen. Maar in dit geval slaat het dood. Jammer want het verhaal over de redding van Joodse kinderen uit de Hollandse Schouwburg is an sich heel interessant.