Samuel Jessurun de Mesquita, Zelfportret (met wandelstok, bolhoed en sigaar, houtsnede, 1935. Collectie: Kunstmuseum Den Haag

Samuel Jessurun de Mesquita was een begenadigd kunstenaar, een schilder en graficus met een eigenzinnige signatuur die een bijzondere plek in de canon van de kunst inneemt. Maar hij is toch vooral de ontdekker van M.C. Escher, de man die ervoor zorgde dat de student Bouwkunde het vak koos dat hem wereldberoemd zou maken. De tovenaarsleerling zou zijn ontdekker gaan overvleugelen en rond De Mesquita werd het langzaam stiller. Op 31 januari 1944 werd hij door de nazi’s opgepakt. Hij overleed kort daarop in concentratiekamp Auschwitz. Escher was er kapot van en de dood van zijn leraar maakte grote indruk op hem. Tegenwoordig wordt de naam van Samuel Jessurun de Mesquita veelal direct gekoppeld aan die van Escher, maar over de leraar valt nog genoeg te zeggen.

In tegenstelling tot Escher was De Mesquita geen reiziger en ook geen bohemien, zoals veel kunstenaars die actief waren rond het fin de siècle. Hij werd geboren in Amsterdam en toen Nederlandse kunstenaars eind 19e en begin 20e eeuw in grote getale naar Parijs trokken of in latere jaren naar New York, bleef De Mesquita thuis. Zijn hele carrière werkte hij vanuit zijn huis aan de Linnaeuskade 24 in de Watergraafsmeer in Amsterdam.

Een eigenzinnige eenling

Maar overeenkomsten met zijn leerling zijn er ook. De Mesquita volgde, net als Escher, kort een studie Bouwkunde. Pas later maakte hij de definitieve switch naar de kunsten. Beide kunstenaars waren dol op de natuur. Bij De Mesquita leidde dat vooral tot veel prenten van planten en bloemen, Escher beeldde vooral landschappen af. De ‘sensitivistische’ tekeningen van De Mesquita waren net zo raadselachtig als de prenten waarmee zijn leerling roem zou vergaren. De betekenissen die erin zouden liggen, lieten beiden aan de kijkers. Ook maakten zowel De Mesquita als Escher veel zelfportretten. Een onderwerp dat altijd beschikbaar was voor een kunstenaar die op zichzelf was aangewezen. Beiden vonden in hun tijd weinig aansluiting bij collega’s en ze worden in kunstgeschiedenisboeken vaak niet genoemd. Het zijn eenlingen die niet goed pasten in de hiërarchie van de Nederlandse kunstwereld en niet te scharen zijn onder een specifieke stroming. In de catalogus bij de eerste postume tentoonstelling van De Mesquita, op initiatief van M.C. Escher in 1946 in het Stedelijk Museum Amsterdam georganiseerd, omschreef Escher zijn leermeester als een eigenzinnige eenling:

“Hij onderging slechts in geringe mate den invloed van anderen, maar oefende zelf een sterken invloed uit op het werk van vele jongeren en vooral op dat van zijn leerlingen.”

Een laatste overeenkomst is dat beiden ook actief waren als toegepast kunstenaar. Bij Escher leidde dat o.a. tot inpakpapier, postzegels, ontwerpen voor panelen, wandschilderingen en tegeltableau’s en patronen voor stoffen. De Mesquita maakte ook stofontwerpen waarvoor hij de patronen maakte met behulp van de batiktechniek en met houtstempels.

Samuel Jessurun de Mesquita, Aronskelken, houtsnede, 1919. Collectie: Kunstmuseum Den Haag

Samuel Jessurun de Mesquita werd op 6 juni 1868 in Amsterdam geboren als jongste zoon van Josua Jessurun de Mesquita en Judith Mendes da Costa. Zijn ouders behoorden tot de Sefardische joden, van oorsprong afkomstig uit Portugal en Spanje. Voor hem kwamen zus Anna en broer Joseph. Vader Josua gaf les in Duits en Hebreeuws aan het Stedelijk Gymnasium. Zijn tekentalent, waarover Samuel al op jonge leeftijd bleek te beschikken, erfde hij van moeders kant. Het geslacht Mendes da Costa bracht meerdere kunstenaars voort, waaronder beeldhouwer Joseph Mendes da Costa. Hij was zowel een volle neef als een levenslange vriend van Samuel. Als veertienjarige deed Samuel toelatingsexamen voor de Rijksakademie, maar ondanks zijn tekentalent werd hij toch afgewezen. Nadat hij van zijn veertiende tot zijn zestiende bij een architect in de leer was geweest, volgde hij een opleiding Bouwkunde. Omdat die studie na twee jaar werd opgeheven, stapte hij over naar de Rijksnormaalschool voor Tekenonderwijzers. Daar haalde hij in 1889 zijn akte. Als beginnend kunstenaar experimenteerde hij in de jaren daarna met allerlei technieken. Van schilderen en tekenen tot houtsneden, etsen, ex libris, houtstempels en batik. Waarschijnlijk omdat hij op zoek was naar meer financiële zekerheid, koos De Mesquita voor een tweede carrière als leerkracht. Hij werd in 1902 benoemd tot docent aan de School voor Bouwkunde en Sierende Kunsten in Haarlem, waaraan hij tot 1926 verbonden bleef. In 1904 trouwde hij met Betsie Pinédo (1874-1944). Het echtpaar vestigde zich in aan de Linnaeuskade in de Amsterdamse buurt Watergraafsmeer, waar in 1905 zoon Jaap werd geboren. In 1918 werd hij benoemd tot hoofddocent in de grafische vakken. Dat deed hij twee per week, waardoor er nog genoeg ruimte overbleef voor zijn kunst. Na de sluiting van de school in 1926, werkte hij een tijd als fulltime kunstenaar. In 1933 werd hij opnieuw docent in de grafische vakken, nu aan de Rijksakademie van Amsterdam. Hij was op dat moment al 65. Eind 1936 stopte hij definitief met lesgeven en hij raakte daarna steeds meer in een isolement. In april 1940 exposeerde hij voor het laatst. Na de inval door Duitsland had hij nog slechts met enkele trouwe vrienden contact, onder wie M.C. Escher.

De afdruk van een laars

Hoewel zijn vrienden er bij hem op aandrongen onder te duiken, deed De Mesquita dat niet. Hij en zijn vrouw dachten dat hun afkomst uit de Sefardische tak van het jodendom hen bescherming zou bieden en zou behoeden voor deportatie. Op 31 januari 1944 werd het gezin echter door de Duitse bezetter opgepakt. In een interview met Bibeb in Vrij Nederland van april 1968 beschreef M.C. Escher hoe hij op 28 februari 1944 naar de Linnaeuskade ging en de woning van de familie De Mesquita leeg aantrof. Op de grond vond hij een ets van De Mesquita waarop een afdruk van een Duitse laars te zien was. Escher nam 136 afdrukken van 69 verschillende prenten mee naar huis. De volgende dag keerde hij terug om nog meer werk te redden, maar hij was te laat: er stond een verhuiswagen voor de deur en onder toezicht van de Duitsers werd de woning leeggehaald (* en **). Samuel en Betsie overleden kort daarop in Auschwitz. De exacte datum is niet bekend. Zoon Jaap stierf op 30 maart 1944 in Theresienstadt.

In juli 1945 maakte Escher een inventaris van de prenten die hij had meegenomen. Deze lijst stond aan de basis van de expositie in het Stedelijk Museum in Amsterdam die in 1946 gehouden zou worden. De ets met de afdruk van de laars heeft tot aan Eschers dood op de deur van de kast met tekengereedschap in zijn atelier gehangen.

Samuel Jessurun De Mesquita was eerst en vooral een graficus. Met zijn prenten wist hij zijn hele carrière ook wel de aandacht te vangen. Aanvankelijk in bescheiden mate, maar vanaf ca. 1915 ging hij een steeds belangrijker positie innemen binnen de Nederlandse grafiek. Zijn docentschappen op dit terrein hielpen daarbij zeker.

Een experimenterend graficus

Samuel Jessurun de Mesquita, Waterbok, houtsnede, 1921. Collectie: Kunstmuseum Den Haag

Zijn onderwerpen vond hij meestal dichtbij: in zijn eigen huis of zijn atelier of hij toog naar Artis om een dier af te beelden. In de prenten die daaruit ontstonden wist hij een perfecte beheersing van de techniek te combineren met een grote experimenteerdrift. Hij was een ambachtsman, maar dat wilde zeker niet zeggen dat hij niet steeds op zoek ging naar wat er mogelijk is binnen dat ambacht. De grafische kunst is er ook zeer geschikt voor: een hoogdruk kun je maken met hout, maar ook met elk ander materiaal dat te bewerken is en waarop inkt aangebracht kan worden. Hetzelfde geldt voor diepdruk: elk materiaal waarin een afbeelding gekerfd kan worden, kan geschikt zijn. Zo gebruikte De Mesquita onder andere marmer en zink om afdrukken mee te maken. Daarbij kwam dat hij veel van zijn prenten achteraf nog bewerkte met andere materialen, waardoor er alsnog unieke kunstwerken ontstonden. Escher schreef zelf het voorwoord in de catalogus die in 1946 verscheen bij de eenmanstentoonstelling van De Mesquita. Daar gaat hij in op de experimenteerdrift van zijn leermeester:

“Hij was wars van alle sleur en onderzocht graag zelf de waarde en de deugdelijkheid van een procédé dat sinds lang op een bepaalde wijze en met ondervinding en door gewoonte beproefde materialen werd toegepast. Waarom moet een ets perse op een metalen plaat vervaardigd worden? Zou een ander materiaal geen verrassende resultaten kunnen geven? Zo maakte hij dan bij uitzondering ook drogenaaldetsen op celluloid, ja zelfs op een glazen plaat waarvan hij een fotografische afdruk maakte. Wat is het effect van een diepdrukcliché dat als hoogdrukcliché wordt gebruikt? Zie de ets die hij als houtsnede afdrukte.”***

Een tweezijdig oeuvre

Samuel Jessurun de Mesquita, Groteske verbeelding: zes figuren, centraal in het beeld een frontale figuur met halflange haren en baard, ets, 1917. Collectie: Kunstmuseum Den Haag

De Mesquita’s oeuvre valt grofweg uiteen in twee helften. Aan de ene kant zijn zelfportretten, andere portretten van mensen, afbeeldingen van bloemen, planten en dieren en een enkel landschap. Afbeeldingen naar de werkelijkheid dus. Aan de andere kant zijn sensitivistische voorstellingen: deze werken ontstonden vanuit de fantasie en waren vaak humoristisch, maar soms ook dreigend van aard.

Bij zijn afbeeldingen naar de werkelijkheid vallen met name zijn prenten van flora en fauna op. Hoe meer ervaren hij werd als kunstenaar, des te meer hij vereenvoudiging ging toepassen in zijn grafiek. Vanaf circa 1910 hanteerde De Mesquita daarin een ‘strenge’ manier van afbeelden. Hij liet alles weg wat niet essentieel is en hij zette zijn onderwerp neer met een aantal krachtige lijnen. Het resultaat is een soort archetype, een objectief beeld waarin de maker afwezig lijkt te zijn. Het zijn werken waarvoor hij aanvankelijk maar moeizaam waardering wist te krijgen in een tijd waarin juist de metaforische lading van het symbolisme en de weelderigheid van de art nouveau populair waren. Maar met het verdwijnen van die stromingen en de opkomst van de art deco en de nieuwe zakelijkheid, steeg ook de waardering voor de ‘strenge’ grafiek van De Mesquita.

Zijn sensitivistische tekeningen waren juist al vroeg populair, ook omdat die wel aansloten bij de heersende tendensen in de kunst. Daarmee begon hij al vroeg in zijn carrière en hij ging er mee door tot ver in de oorlog, toen hij al gestopt was met grafiek. Ze boden hem een mogelijkheid te ontsnappen aan de dreigende werkelijkheid om hem heen.

Selectieve herwaardering

Samuel Jessurun de Mesquita, Extase, houtsnede, 1922. Collectie: Kunstmuseum Den Haag

Na de tentoonstelling in 1946 trad er lange periode van stilte aan rond De Mesquita. Toen er ruim dertig jaar later een herwaardering plaats vond, gebeurde dat aanvankelijk ook nog om de verkeerde redenen. In 1978 werd hij opgenomen in een tentoonstellingscatalogus over het symbolisme, een stroming die eind 19e eeuw furore maakte in Nederland. Hiervoor werd de houtsnede Extase (1922) gekozen, een beeld dat weliswaar goed past bij deze stroming, maar dat ineens als kenmerkend voor De Mesquita’s werk gezien werd. Dit impliceerde dat hij behoorde tot een stroming die rond de eeuwwisseling al zijn hoogtepunt had bereikt. Dergelijke symbolisch geladen voorstellingen zijn echter niet representatief voor De Mesquita’s oeuvre. Die selectieve kijk op zijn werk deed zich in het midden van de jaren tachtig opnieuw voor, toen er twee overzichtstentoonstellingen over hem werden gehouden. De nadruk lag daarbij echter vooral op zijn sensitivistische voorstellingen. Pas met het verschijnen van de monografie van Jonieke van Es en de overzichtstentoonstelling in het Gemeentemuseum Den Haag (nu: Kunstmuseum Den Haag), beiden in 2005, werd De Mesquita voor het eerst weer echt in de schijnwerpers gezet.

De Mesquita was een uniek kunstenaar die tegelijkertijd zowel aan de werkelijkheid ontleende afbeeldingen maakte als ook aan de fantasie ontsproten scènes. Hij wist realiteit en illusie, eenvoud en complexiteit, orde en chaos, feit en fictie, ratio en emotie en het bewuste en het onbewuste in zich te verenigen.

Bronnen
* Brief van Escher aan J.M. Prange, 20 augustus 1945
** Willem Keizer, Eschers Redding, 2015, ‘Schoon & haaks’ in De Parelduiker 21 (2016), nr. 1, pp. 64-66
*** Leven en werk van M.C. Escher, onder redactie van J.L. Locher, Meulenhoff, 1981, blz 59

Dit artikel is deels gebaseerd op het proefschrift van Jonieke van Es: Samuel Jessurun de Mesquita: leerstelligheid versus werken in trance.

Dit artikel verscheen eerder op www.escherinhetpaleis.nl