“Der Mensch ist ein Wolf.” Deze levensfilosofie van regisseur Ulrich Seidl wordt zeer consequent en meesterlijk naar voren gebracht in Import Export, een film waarin twee jonge mensen op zoek zijn naar zichzelf en daarvoor door een grote berg rotzooi moeten waden.

Tegelijk schetst Seidl een portret van een Europa dat op allerlei manieren de weg kwijt is, maar toch talloze immigranten trekt die daar juist een beter leven hopen te vinden. Zo belandt de Oekraïense Olga in een wereld waar menselijk contact is vervangen door relaties die gebaseerd zijn op machtsverhoudingen en waar seks als ruilmiddel dient. Pauli maakt de omgekeerde weg, maar zijn status als westerling is voor hem eerder verwarrend dan verlossend.

Omdat ze niet rond kan komen van haar verpleegsterbaan in haar thuisland Oekraïne, laat Olga haar kind bij haar moeder achter en trekt, in de hoop op een beter leven, naar het Westen. Ze belandt als schoonmaakster in een geriatrische afdeling van een ziekenhuis in Wenen. Een baan die symbool staat voor het werk dat westerlingen niet meer willen doen. Pauli is een doelloze en ietwat agressieve adolescent die, sinds hij zijn baan als beveiligingsmedewerker kwijtraakte, op zoek is naar richting. Zijn gedegenereerde stiefvader Michael neemt hem mee op een trip richting Oekraïne om daar afgedankte speelautomaten te slijten en zijn status als westerling seksueel uit te buiten. Als Pauli, die toch ook niet bepaald braaf is, zich verzet tegen de plannen van zijn stiefvader, krijgt hij een moreel besef dat aanknopingspunten biedt voor een betere toekomst.

Documentairesfeer

Het project had een jarenlange voorbereiding nodig en met name de zoektocht naar acteurs kostte veel tijd. Seidl koos bewust voor een grotendeels non-professionele cast, waarmee een naturalistische en bijna documentaireachtige sfeer wordt gecreëerd die de eerder genoemde schaamte en identificatie in hoge mate faciliteren. De zoektocht naar locaties bood inspiratie voor scènes waarbij acteurs midden in publieke ruimtes werden geplaatst en zo, ook vanwege de gehanteerde schoudercamera, een hoge mate van spontaniteit krijgen.

Seidl gaat ver in wat hij toont en choqueert ook bewust. Er zijn momenten in de film die bijna te pijnlijk zijn om te zien. Een gevoel van plaatsvervangende schaamte ligt voortdurend op de loer. Hij slaagt erin de vraag bij de (westerse) kijker op te roepen of de gebeurtenissen ‘echt’ en herkenbaar zijn en weet daarmee identificatie met de uitbuitende partij te realiseren. Tegelijkertijd zijn er scènes waarin intimiteit en zeker ook humor de boventoon voeren. Door dat contrast creëert Seidl een ragdun koord waar hij zichzelf, zijn personages en ook de kijker op laat balanceren. In vergelijking met zijn eerste lange speelfilm Hundstage roept Import Export een minder eenzijdig en pessimistisch wereldbeeld op. Hundstage bood mensontwaarding aan de lopende band, met de ene meedogenloze scène na de andere, waarin de kijker wel moest (grim)lachen om zich wat lucht te verschaffen.

Humanist

Seidl laat in Import Export weliswaar zien dat kolonialisme ook in de 21e eeuw gewoon verdergaat, maar weet zijn personages toch nog zicht te bieden op een menswaardig bestaan. Olga toont een bewonderenswaardig doorzettingsvermogen en als Pauli zich letterlijk van Michaels wangedrag afkeert lijkt er ook voor hem verlossing in het verschiet te liggen. De regisseur lijkt zijn eenzijdige misantropische blik uit zijn eerdere werk iets te verbreden, waardoor de optimist zelfs zou kunnen zeggen dat de film een pleidooi is voor een menswaardig bestaan voor iedereen. Ontpopt Seidl zich alsnog tot een humanist?