Das Cabinet des Dr. Caligari is een van de eerste Duitse expressionistische films, maar staat toch vooral op zichzelf als een van de meest unieke kunstwerken uit de geschiedenis.
Bijna negentig jaar na zijn première weet de film nog steeds de harten en geesten van liefhebbers te beroeren, en roept ook nu nog op tot interpretatie en debat. De invloed van Caligari rijkt veel verder dan alleen het artistieke domein. Daardoor is het werk op talloze manieren geanalyseerd, geïnterpreteerd en bekritiseerd. Het beste is dan ook om dit unieke werk zo blanco mogelijk te bekijken, zonder deze bagage waarmee de film in kunstzinnige, politieke en filmische arena’s is geduwd. Ga dus eerst kijken en lees daarna verder.
Het verhaal is bedrieglijk simpel. Caligari (Werner Krauss) is een hypnotiseur die met zijn attractie kermis na kermis afloopt. Deze Cesare (Conrad Veidt) is een slaapwandelaar die de opdrachten van zijn meester blindelings volgt. ’s Nachts verlaat Cesare zijn kist om, van alle verdachtmakingen vrij, zijn misdaden te plegen. Dit alles wordt uiteengezet in een raamvertelling die de rol van Caligari op het einde nog van een bizarre twist voorziet.
Zieke geest
Das Cabinet des Dr. Caligari is eerst en vooral een kunstwerk. Het project kwam van de grond temidden van grote veranderingen in de kunst, met stromingen als fauvisme, kubisme, futurisme en in Duitsland vooral het expressionisme. Deze opkomende beweging zette zich af tegen de moderne tijd waarin Duitsland volkomen gedesillusioneerd uit de Eerste Wereldoorlog was gekomen en richtte zich op het (Gothische) verleden en een Utopische toekomst. De films die er uit voortkwamen wierpen zichzelf, in tegenstelling tot de commerciële Hollywoodcinema, op als kunstwerken. Wie er als eerste op het idee kwam om de sets van de film op een expressionistische en tweedimensionale wijze te construeren is nu nog steeds voer voor discussie. Feit is dat regisseur Robert Wiene een verbond vormde met drie kunstenaars uit ‘Der Sturm‘ (een beweging en tijdschrift die het hart van het Duits expressionisme vormden): Walter Reimann, Walter Röhrig en Hermann Warm. Zij combineerden architectuur, schilder- en theatertechnieken om een unieke omgeving te creëeren. De sets zijn een fysieke verbeelding van Caligari’s zieke geest, en alle personages zijn erin gevangen. Het decor is een grote optische illusie waarin de karakters zich begeven door een geschilderde omgeving die ze niettemin kunnen doorkruisen of erin kunnen verdwijnen. Elke scène is als een schilderij waarin steeds nieuwe dingen te ontdekken zijn. Dat is dan ook de voornaamste reden voor de vele analyses van de film. De esthetiek en symboliek schreeuwen nou eenmaal om een mening. En ook de thematische elementen die zo kenmerkend zijn voor het Duitse expressionisme en hier al aanwezig zijn doen dat: dubbelgangers, oude (Biedermeier) kostuums, trappen, (reflecties in) spiegels, kermissen en attracties, psychiatrie en waanzin.
Ook de politieke dimensie riep vele vragen op. Het beroemdste voorbeeld van de manier waarop geprobeerd is de film in een politieke context te plaatsen is het boek van Siegfried Kracauer: From Caligari To Hitler: A Psychological History Of The German Film. Hierin tracht de auteur de film te koppelen aan de opkomst van het nazisme in de jaren twintig. Ook terugkijkend op het verleden is het werk gepolitiseerd door Caligari te vergelijken met het machtige Pruisische rijk en Cesare met het meelopende volk daarin. Een macht die symbool zou staan voor de verschrikkingen van de Eerste Wereldoorlog. De belangrijkste les is echter dat de film nooit gepoogd heeft realistisch te zijn en vooral gezien moet worden als een visionaire vorm van expressie waarin kunst een manier was om uiting te geven aan frustraties en verlangens.
Vooruitstrevende technieken
De cinematografische erfenis is ook niet mis te verstaan. Het is lastig de soms zo voor de hand liggende referenties te duiden. Maar als je voor ogen houdt dat deze negentig jaar oude film in het gebruik van vele technieken en thema’s de eerste was verandert dat. De kadervertelling dient om het vertrouwen van de kijker te winnen. Een techniek die in de decennia daarna talloze keren is gebruikt. Om dat vertrouwen op het einde, via datzelfde kader, weer volledig weg te nemen. Iets dat, om maar eens een voorbeeld te noemen, M. Night Shyamalan heel goed heeft bestudeerd. Wiene laat zien, overigens wel weer in navolging van het werk van Edgar Allan Poe, dat waanzin in ieder mens zit en maar een klein duwtje nodig heeft om aan de oppervlakte te komen. Het manipulatieve aspect waarmee Caligari de dorpsbewoners om de tuin leidt valt rechtstreeks door te trekken naar de propagandafilms van Leni Riefenstahl en naar het werk van Michael Moore. En als iemand naar de film van Wiene heeft gekeken is het Tim Burton wel. De kadrering, de verwrongen sets en de diepe schaduwen komen allemaal rechtstreeks terug in zijn werk. En gothic horror en film noir zijn als genres zelfs helemaal schatplichtig aan Caligari.
Het belang en de invloed van Das Cabinet des Dr. Caligari zijn dan ook groot, maar is de film met eenentwintigste eeuwse ogen nog wel te bekijken? Voor iedereen die, al dan niet deze analyses meenemend, een blanco bril weet op te zetten en in is voor een goed gestructureerde en visueel nog steeds indrukwekkende thriller is het antwoord een volmondig: ‘ja’.