Vanaf vandaag is Leonardo da Vinci te zien in het Teylers museum in Haarlem. Het is het eerste grote overzicht ooit van originele kunstwerken van Renaissance-kunstenaar Leonardo da Vinci (1452-1519) in Nederland. Teylers toont 33 tekeningen van de meester en evenveel werken van tijdgenoten. Da Vinci kon niet alleen prachtig tekenen en schilderen, hij is ook wereldberoemd door zijn uitvindingen van vliegmachines en militair geschut. Hij zag kunst en wetenschap niet als losse ‘werelden’. Voor hem hadden ze alles met elkaar te maken. Op dat raakvlak vinden Da Vinci en Escher elkaar. Beiden zijn eerst en vooral uitstekende waarnemers. Ze kijken met een logische, geordende blik naar de wereld en weten die waarnemingen en de gedachten die ze daarbij krijgen ook uitstekend op papier te krijgen. Dat tekenen en noteren deden ze beiden met hun linkerhand. Ook zijn beiden onderdeel van de populaire cultuur geworden door een of enkele werken (denk aan de Mona Lisa en de Vitruviusman en aan Relativiteit en Dag en Nacht), waarbij het maar vraag is of mensen weten wie de makers zijn.
De geschriften van Leonardo da Vinci had Escher al sinds de jaren 30 in zijn bezit maar hij was er nooit echt aan toe gekomen ze goed te lezen. Het oud-Italiaans waarin ze geschreven waren, was moeilijk en niet echt geschikt voor de jonge man die hij toen nog was. Twintig jaar later lag dat anders. In een brief aan zoon Arthur van november 1956 schreef hij dat hij ze weer was gaan herlezen*. Hij realiseerde zich dat hij voor dergelijke boeken tot nu toe:
“te jong en te weinig contemplatief was, want ik heb er vroeger nooit zoveel plezier aan beleefd als ik er nu in vind. Wat had die man omstreeks het jaar 1500 al een goede kijken op allerlei geologische kwesties, bijvoorbeeld op de betekenis en herkomst van fossielen! Zijn zogenaamde filosofische stukjes zijn zo mogelijk, nog onderhoudender. Allegorische verhaaltjes waarin hij allerlei dieren op een kostelijke wijze beschrijft.”
Zijn grote voorbeeld bestudeerde en beschreef op nauwgezette wijze het gedrag van vogels. Iets dat hij zelf ook altijd had gedaan. Escher las alles van Da Vinci wat hij kon vinden, ook alle aantekeningen:
“Als je die leest, is het net of hij naast je zit en of je hem hoort praten. Als eenzame wijze en melancholieke grootheid in het 15e eeuwse Italië. ‘La luna densa e grave, come sta, la luna?‘ Dat is nou bijvoorbeeld zo’n half weemoedige, half gekscherende vraag, die hij zo maar, zonder meer, ergens in zijn opschrijfboekjes zette en die mij uitermate treft. Omdat ik er, misschien terecht, misschien ten onrechte, dezelfde stomme verwondering in meen op te merken, die mij bevangt als ik naar de maan kijk. ‘Densa‘ is, denk ik, het beste te vertalen met compact en ‘grave‘ is meer zwaar dan ernstig. “
Maar hij was bepaald niet enthousiast over wat er òver Da Vinci was gepubliceerd:
“De kletspartijen over grote figuren als met name over Da Vinci vind ik in de hinderlijk omdat men altijd solt met de zogenaamde bedoelingen van geniën die al zo lang dood zijn. Dat is allemaal volkomen oncontroleerbaar. Ik sta trouwens altijd argwanend tegenover psycho-analytische pogingen omtrent kunstwerken.”
Het ging Escher echt om Da Vinci zelf. Al zijn geschriften maar zeker ook diens aanteken- en schetsboekjes. Daarin stonden bijvoorbeeld ook lijstjes met financiële uitgaven, een gewoonte die Escher ook had. Zijn agenda’s staan er vol mee.
Maar er waren meer overeenkomsten: Leonardo was ook gefascineerd door spiegels, door wiskundige oplossingen, door het notenschrift, door licht en donker, door astronomie en hemellichamen:
“Om de aard van de planeten te zien, open het dak en breng het beeld van een enkele planeet terug naar de basis van een concave spiegel. Het beeld van de planeet dat door de basis weerspiegelt wordt, zal het oppervlak van een planeet veel groter laten zien.”
Ook Da Vinci’s studies van de beweging van water en de vergelijking van de golven op het wateroppervlak met de stralen van de zon fascineerden hem. Leonardo bestudeerde geologie, fossielen en de vijf regelmatig lichamen van Plato (het vier-, zes-, acht-, twaalf- en twintigvlak en hun afgeleiden). Allemaal onderwerpen die Escher ook bezig hielden.
Maar ook voor Da Vinci bleef algebra een lastig onderwerp, net als het voor Escher was. Niettemin, de Italiaanse wetenschapper en kunstenaar wordt vaak gezien als de verpersoonlijking van de uomo universale. Een man die alle mogelijkheden om zichzelf tot op een hoog niveau te ontplooien, heeft verwezenlijkt. Het was een beeld waaraan Escher zich graag spiegelde.
Bronvermelding
[*] Wim Hazeu, M.C. Escher, Een biografie, Meulenhoff, 1998, blz. 380
Dit artikel verscheen eerder op www.escherinhetpaleis.nl