Aanstaande vader Juan heeft een nieuwe baan. Hij wordt gevangenisbewaarder. Niet de meest voor de hand liggende keuze voor zo’n lieve jongen, maar ok. Hij zou ook zomaar iets goeds kunnen brengen in een rauwe omgeving als deze. Hij gaat een dag eerder vast een kijkje nemen maar belandt middenin een opstand. Omdat hij net daarvoor in de leegstaande cel 211 werd gelegd toen hij geraakt werd door een vallende steen denken de opstandelingen dat hij ook een gevangene is. Juan kan maar een ding doen: het spel meespelen.
Dat doet hij zo overtuigend, vooral door zijn slimheid, dat hij al snel het vertrouwen vindt van de leider. Deze Malamadre is een nietsontziende survivor die weet dat hij nix te verliezen heeft. Juan heeft echter alles te verliezen en die tegenstelling geeft Celda 211 zijn grote kracht. Juan gaat zich steeds meer identificeren met de gevangenen, zeker als hij ziet dat de bewakers ook voor niets terugdeinzen om de strijd te winnen. In de verhaallijnen vallen af en toe wat gaten maar de basis blijft fier overeind. De strijd tussen goed en kwaad kent vele gradaties, is nooit zwartwit en biedt geen vastomlijnde kampen.