Het sterkste beeld in Appaloosa: een poema die vanaf een bergkam neerkijkt op een wegrijdende stoomtrein. Het oerbeest dat het zijne denkt van de mens en diens industriële creaties. Deze botsing is ook illustratief voor de kloof die er zit tussen vrijwel elk element in Ed Harris’ bewerking van Robert B. Parkers roman over de vriendschap tussen huurling Virgil Cole (Harris) en zijn rechterhand Everett Hitch (Viggo Mortensen).
Het is wellicht niet verrassend dat een acteur, die ook de regie op zich neemt en in dit geval zelfs de productie en het script, moeite heeft om de meerdere rollen even effectief te vervullen. Harris heeft met zijn debuut Pollock al bewezen dat het mogelijk is door zich vast te bijten in de materie en de tijd te nemen om het project uit te werken. Met Appaloosa heeft hij echter zijn hand overspeeld. Harris krijgt geen grip op zijn verhaal en heeft zich gericht op de individuele acteurprestaties, waardoor hij en zijn collega’s elk in een eigen film lijken te zijn beland. Mortensen wordt daarbij niet geholpen door zijn monumentale snor en de pijnlijke voice-over, waarmee hij de film moet openen en sluiten. Harris zelf is wel overtuigend met zijn ingehouden psychose, behalve als hij zich in de nabijheid van een vrouw bevindt en hij verandert in een stotterende puber.
Maar Renée Zellwegger, die als Allie een weduwe speelt die in het stadje Appaloosa opnieuw wil beginnen, is werkelijk een affront. Ze zou het gecompliceerde seksuele hart van de film moeten zijn, maar met haar appelwangen en eeuwige glimlach is ze vooral vermoeiend. Op geen enkel moment wordt geloofwaardig dat Cole voor haar zijn vriendschap met Hitch op het spel zou zetten om zich te vestigen en kindjes te gaan maken. Pijnlijker nog is de manier waarop Allie schippert met haar allianties. Ze tracht Hitch te verleiden en is ook niet afkerig van Braggs avances, zonder dat dit overigens verleidelijk of spannend wordt. Als enige vrouw in een door mannen bevolkte wereld wordt ze geportretteerd als een opportuniste die haar benen spreidt voor elke man die op dat moment de machtigste is. Een beeld dat op zich al weinig verheffend is, maar bij Zellwegger ook nog eens ongeloofwaardig.
Geen enkele spanning
Hoewel ook de overige namen er mogen zijn – Jeremy Irons (schmierend als de slechterik Randall Bragg), Timothy Spall (een van de leiders van het stadje, die vooral bezig is zijn hachje te redden), en Lance Henriksen (als de helft van een stel premiejagers) – maken ze weinig indruk en stijgen nergens boven de zo bekende westernclichés uit. De plot helpt ze daar ook niet bij. De twee worden door het stadsbestuur ingehuurd om de wet te handhaven, waarbij Cole hen dwingt hem alle macht te geven. Samen met Hitch gaat hij achter Bragg aan, omdat die de voorganger van Cole vermoord heeft. Bragg wordt veroordeeld, maar slaagt er onderweg naar de galg in te ontsnappen. Dit omdat Allie, waar Cole ondertussen hopeloos verliefd op is geworden, zich heeft laten ontvoeren door een paar premiejagers die Bragg nog wat verschuldigd zijn. Tot hier is het verhaal volkomen voorspelbaar, maar als Cole en Hitch achter Bragg aangaan lopen zowel plot als thematiek gierend uit de bocht en blijft een serie onsamenhangende scènes over.
Het leek Harris ook niet echt te doen om het verhaal. Hij is vooral geïnteresseerd in een studie van een mannenvriendschap, en de manier waardoor die onder druk komt te staan door een vrouw. De chemie tussen Harris en Mortensen is er zeker (hun eerdere samenwerking in A History of Violence zal daarbij geholpen hebben), maar er zit geen enkele spanning in. Er is niets mis met een herinterpretatie van een driehoeksrelatie als deze, de filmgeschiedenis is gebouwd op een paar basisthema’s die steeds opnieuw gerecycled worden, maar zorg dan wel dat de kijker betrokken wordt bij die relatie.
Ook op overige terreinen bewandelt Appaloosa platgetreden paden. Als er een genre is dat het juist moet hebben van clichés is het de western wel, en in die zin is dat niet verrassend. Tijdens het kijken bekruipt toch vooral het gevoel dat al die vaste thema’s veel beter zijn gedaan in andere films. Voorbeelden van wel goed uitgewerkte thema’s zijn die van mannenvriendschappen en groepsspanningen in de westerns van Howard Hawks (vooral Rio Bravo), de vreemdeling die orde op zaken komt stellen in die van Clint Eastwood, de wijze waarop geweld een man verandert in Unforgiven, en de elegantie waarmee John Ford het conflict in zijn films afhandelt. Harris heeft vast goed naar alle voorbeelden gekeken, maar ditmaal had hij het bij acteren moeten laten en wellicht ook een andere bron moeten kiezen.