Ergens is er toch was misgegaan in het traject van kleine monsterfilm naar grote monsterfilm van regisseur Gareth Edwards. Monsters maakte hij zelf met een kleine crew en een budget van 500.000 dollar. Hollywood took notice, gaf hem een zak met geld (160.000.000 dollar!!) en ziedaar: Godzilla.
Die enorme sprong wil niet zeggen dat het onmogelijk is om vroeg in je carrière een sterke bigbudgetfilm te maken. Maar goede voorbeelden zijn zeldzaam. Edwards is vast door het vuur gegaan voor al zijn ideeën maar in zo’n enorm project zijn de tegenkrachten ook groot. Zo is er vaak een batterij scriptwriters bij betrokken. Hier is dat niet anders. Veel blockbusterfilms worden op die manier nodeloos ingewikkeld of juist te geuanceerd. Als een monster of een leger van die dingen steden verwoest en de wereld bedreigt moet je als kijker iemand hebben om je mee te identificeren. Iemand die middenin de actie zit, wat te verliezen heeft en uiteindelijk toch als overwinnaar uit de strijd komt. Dat zijn heldere scenarioregels waar ik ook wel wat mee kan. Maar dan moet je wel zorgen dat dit personage geloofwaardig en interessant is en dat zijn/haar verhaal niet al te vol clichés zit. Aanvankelijk dacht ik dit personage gevonden te hebben in de figuur van Joe Brody, toezichthouder van een kerncentrale in Japan. Bryan Cranston is een sterk acteur waarmee het goed meeleven is. Maar dan blijkt dat het niet om hem maar om zijn zoon Ford gaat. Gespeeld door Aaron Taylor-Johnson blijkt dat een volkomen oninteressant figuur die steeds hinderlijk in beeld komt als ik liever naar Godzilla en diens kompanen kijk. Dat is de makke aan deze reboot. De monsters zijn prima maar die mensen eisen steeds de aandacht op (waaronder ook Ford’s vrouw Elle die al even saai is). Jammer want de effects zijn prachtig en het monsterverhaal, met daarin ook een onderlinge strijd, is boeiend.