Claude Chabrol (1930) en Bertrand Blier (1939) gaan al lang mee en het is veilig om te stellen dat hun beste werk achter ze ligt. Maar ondanks de afnemende relevantie van hun films lijkt het te vroeg om ze daadwerkelijk met pensioen te sturen. Thematisch blijven ze zichzelf trouw en het geeft nog steeds voldoening parallellen te trekken met hun andere films. Wie weet zit er nog een meesterstuk tussen. Het hart van Blier loopt overigens meer gevaar als hij door gaat, mits hij films blijft maken met de immer ravissante Monica Bellucci.

Claude Chabrol was een van de oprichters van de Nouvelle Vague en van die groep wordt hij vaak gezien als de meest ‘Anglicaanse’. Zijn werk vertoont namelijk overeenkomsten met dat van Alfred Hitchcock en net als de master of suspense zag hij zichzelf eerder als een ambachtsman dan een auteur of kunstenaar. Ook inhoudelijk laat hij een voorliefde voor Hitchcockiaanse themas zien: ironie, schuldgevoelens, persoonsverwisselingen en af en toe een moord. Maar vooral had Chabrol, net als Hitch, een voorkeur voor ijskoude heldinnen. In L’ivresse de Pouvoir creëert hij wellicht de meest koele tot nu toe. Chabrol integreert een aantal van zijn favoriete motieven met een verhaal dat gebaseerd is op het Franse ELF-schandaal. De rol van de openbaar aanklaagster Jeanne Charmant-Killman is Isabelle Huppert op haar frêle lijf geschreven. Geen zee gaat haar te hoog als ze op zoek gaat naar de schuldigen en haar bijnaam ‘De Piranha’ is dan ook raak gekozen. Chabrol mengt haar zoektocht met een verwijdering tussen Charmant-Killman en haar man Philippe, die langzaam genoeg krijgt van haar tomeloze ambitie. Daarnaast krijgt ze bezoek van haar favoriete neef (met wie ze een sterkere band lijkt te hebben dan met Philippe) en krijgt ze een vrouwelijke collega die haar ambitie nog verder weet te stimuleren. Naarmate ze hogerop komt met haar onderzoek neemt ook de druk toe, zowel professioneel als persoonlijk.

Chabrol-ironie
Chabrol weet al deze verhaallijnen redelijk in balans te houden, maar uiteindelijk overspeelt hij toch zijn hand. Dat ligt vooral aan het scenario. Dat had wat meer detaillering in de professionele en persoonlijke strijd verdiend, waardoor enkele verhaallijnen hadden kunnen vervallen. Nu is het soms moeilijk om alles te volgen en de regisseur weet de kijker daardoor niet echt te interesseren voor alle schandalen. Waarschijnlijk was dat niet eens de bedoeling. Chabrol speelt een spel waarin het vooral gaat om mooie montagetrucs, de typische Chabrol-ironie (als Huppert haar rode handschoenen laat vallen lijkt ze die eerder in het gezicht van de aangeklaagde te slaan, als een vooraankondiging van een duel) en scherpe dialogen gaat. Maar het is wederom Isabelle Huppert die er met de grootste credit vandoor gaat. Ze voelt zich als een vis in het water bij Chabrol (dit is hun zevende samenwerking) en het is een genot naar haar fanatisme en neuroses te kijken.

Daniela (Monica Bellucci) zit achter het raam en wacht op klanten. Niet vanwege het geld, maar omdat ze dat gewoon graag doet. Ze is een hoer en wil dat weten ook. Voor François (Bernard Campan) is dit allemaal nieuw terrein, maar omdat hij de lotto heeft gewonnen mag het geld wel eens rollen. Zijn vraag aan Daniela is echter niet ‘hoe veel’, maar ‘hoe lang’. Zo begint Bertrand Bliers gekke zoektocht naar de kosten van de liefde in al haar facetten. Hoewel Daniela instemt met het plan en direct bij François intrekt wordt de situatie al snel gecompliceerd. Ze blijkt namelijk een ‘man’ (Gerard Depardieu) te hebben, die niet blij is met de nieuwe situatie. Hij is echter bereid over zijn hart te strijken, want volgens hem is ze vrij om te gaan waar ze wil. Maar Daniela is op zoek naar echte liefde en is tegelijk gek op seks. Een uiteindelijk oplosbare kwestie, maar het kost Blier veel wendingen en trucs om haar die te laten vinden.

Verfrissende luchthartigheid
Bellucci is natuurlijk perfect gecast als de Madonna en de hoer, wiens schoonheid iedereen om haar heen in verwarring brengt en tegelijk verlost van dogma’s. Haar lichaam is gemaakt voor de liefde en ze laat dat hier weer met verve zien. Campans hartconditie (hij moet voorzichtig vrijen want anders begeeft zijn rikketik het) is een mooie metafoor voor de kwetsbaarheid van de liefde. En Depardieu (het alter ego van Blier, dat in veel van zijn films speelt) brengt wat leven in de brouwerij, waarbij zijn scènes zelfs naar screwball comedy en satire neigen. Blier heeft een preoccupatie met vrouwelijke seksualiteit, al is dat niet zo origineel voor de Franse cinema. In Les valseuses (1974) en Preparez vos mouchoirs (1978) betrof dat aanvankelijk hun frigiditeit. Mon homme (1996) vertoont nog directere parallellen, omdat die ook gaat over een hoer die werkt uit plezier en daarnaast op zoek is naar meer. Al zijn films vertonen een luchthartigheid die verfrissend is, maar daarmee ondergraaft hij soms ook zijn thematiek. Zeker in het geval van Combien tu m’aimes? Dit is namelijk wel een erg lichte film geworden en Blier heeft grote moeite het verhaal body en diepgang te geven. Het is aan een aantal geslaagde grappen en het spel van de drie hoofdpersonen te danken dat het toch nog een redelijk aangename zit wordt.