Sunrise begint met een man die de Sirene aan zijn raam niet kan weerstaan. De geliefden ontmoeten elkaar in het maanlicht, kussen en dan gaat ze over tot het Grote Plan: is het geen goed idee als hij zijn vrouw vermoordt, jong en oh zo onschuldig? Zacht fluistert ze hem in zijn oor hoe hij dat aan moet pakken. Meer fataal kan een femme niet worden, en dat al in 1927.
Maar is die man wel bereid zijn gruweldaad te volbrengen en zijn geliefde te volgen naar een spanning belovend leven in de grote stad? Wat volgt is een film die met grote technische bravoure het verloop van deze driehoeksrelatie volgt. Het is altijd moeilijk om oude films op hun merites te beoordelen maar dat regisseur F.W. Murnau een tovenaar met beelden was, staat buiten kijf. Het is een zwijgende film en dat verraadt de tijd waarin Sunrise is gemaakt, maar anders zou je hem gemakkelijk in de jaren 40 kunnen plaatsen. Ook thematisch: film noir was toen de standaard en Murnau’s film past er met de femme fatale, het drama in zwartwit en de voortdurend aanwezige spanning prima in.
Tegelijkertijd doet hij dat ook niet. Het is geen echte misdaadfilm en ook geen romantisch drama. Sunrise gaat over echte liefde, liefde die al het aardse overstijgt. De man vermoordt zijn vrouw niet (een spoiler kan ik dat niet noemen, dat zie je zo aan komen) omdat hij het niet durft. Hij is geen slecht persoon, hij ziet alles alleen niet meer zo helder. Verblind door passie en de belofte van een nieuw leven in de stad. Hij belandt met zijn vrouw in die stad en de twee hervinden elkaar op deze voor hen angstaanjagende plek. Ze beleven er samen avonturen maar het wordt snel duidelijk dat ze er niets te zoeken hebben. Snel terug naar het rustige plattelandsleven dus, maar onderweg dreigt het Noodlot alsnog toe te slaan.
De film was dus zowel supermodern als hopeloos ouderwets. Modern in de technische mogelijkheden waarmee Murnau experimenteert. Hij bouwde prachtige sets die van alle kanten belicht konden worden zodat de zware camera’s van die tijd toch steeds nieuwe kijkhoeken konden vinden. Vooral die van het straatleven in de stad en die van de kermis zijn schitterend: een tot de nok van het kader gevuld beeld vol met beweging waar de personages nietig in lijken. Door het gebruik van forced perspective wordt dat nog eens versterkt. Murnau tovert met shots die over elkaar heen gelegd worden en in deze dubbelbeelden lijken zijn personages bevangen door een geest. Het zijn hoogstandjes die zelfs vandaag nog respect afdwingen door de vindingrijkheid en de durf waarmee ze tot stand zijn gebracht.
Ouderwets in de sentimentele en zachte manier waarop de Man en de Vrouw, als een soort archetypen van de romantische liefde, worden geportretteerd. Murnau wilde een universele film maken, zie ook de subtitel (A Song Of Two Humans) en het achterwege laten van namen. Hoe onmogelijk dat ook is, hij komt een heel eind.
Sunrise verscheen aan het eind van het zwijgende tijdperk, een paar dagen zelfs voordat de eerste ’talkie’ uit kwam: MGM’s The Jazz Singer. Die deed het fantastisch aan de box-office en de duurste film van Fox flopte. Maar de reputatie van Sunrise bleef in de decennia na de release groeien terwijl The Jazz Singer naast het feit dat erin gepraat werd, eigenlijk weinig te bieden heeft.
Ik zag dit zwartwitte sprookje in De Nieuwe Regentes, met een live uitgevoerde soundtrack van J.S. Bach, uitgevoerd op fluit en piano. Prachtig. Beeld en geluid vullen elkaar perfect aan en je wordt echt in het verhaal gezogen.