M.C. Escher maakte met Belvédère, Waterval en Klimmen en dalen drie iconische prenten die zijn gebaseerd op onmogelijke figuren: een kubus, een driehoek en een trap. Die voor Belvédère bedacht hij zelf, maar de onmogelijke driehoek en de oneindige trap kreeg hij aangereikt door de Britse wiskundigen Lionel en Roger Penrose. Deze figuren waren slechts gedachtenexperimenten voor vader en zoon Penrose. Maar er was iemand die er zijn hele leven door geobsedeerd was: Oscar Reutersvärd. Op 2 februari 2002 overleed deze Zweedse kunstenaar en kunsthistoricus die wel als de oervader van de onmogelijke figuur gezien kan worden.
Net zoals Escher de regelmatige vlakverdeling zag als ‘zijn’ terrein, keek Reutersvärd met die blik naar onmogelijke figuren. Al in 1934, Reutersvärd was pas 18, creëerde hij de vorm die de Penroses pas in 1958 zouden publiceren. De Zweed bedacht zijn onmogelijke driehoek terwijl hij wat aan het schetsen was met in perspectief getekende kubussen. Het moet voor hem een Eureka-moment zijn geweest. Voor zijn ogen ontstond een vorm die hij in tweedimensionale vorm wel kon tekenen, maar die in driedimensionale vorm niet kan bestaan. In 1937 ontwierp hij de onmogelijke trap, vele jaren voordat de Penroses de vorm in het artikel Impossible Objects: A Special Type of Visual Illusion publiceerden. Maar die ontdekkingen bleven lang voor de wereld verborgen. Roger Penrose ontdekte pas in 1984 (vader Lionel overleed in 1972) dat Oscar Reutersvärd de driehoek en de trap al veel eerder had bedacht.
Ook Reutersvärd was overigens niet de eerste die het oog (en daarmee het brein) voor de gek hield. De bekendste voorganger is William Hogarth (1697-1774), die al in 1754 een gravure maakte waarin hij liet zien dat perspectieftrucs de kijker helemaal op het verkeerde been kunnen zetten. Ook Giovanni Battista Piranesi paste in zijn Carceri d’Invenzione dergelijke trucs toe om het duizelingwekkende effect te vergroten. Hij verborg ze echter in een wirwar van muren, trappen en doorkijkjes waardoor hun ‘onmogelijkheid’ niet direct opvalt. In de vorm van trompe-l’œils bestonden optische illusies ook daarvoor overigens al lang. Maar Reutersvärd was de eerste die zich zo consequent met deze vormen bezig zou gaan houden. Hij past daarin steeds dezelfde isometrische projectie toe, waarbij de perspectieflijnen evenwijdig lopen en elkaar niet raken in het verdwijnpunt. Zijn vormen (het aantal loopt in de duizenden) zijn altijd sec getekend, zonder extra figuren of decoraties. Daarmee koos hij voor een andere aanpak dan Escher die zijn onmogelijke vormen verborg in een zo realistisch mogelijk ogende situatie.
Oscar Reutersvärd werd geboren in Stockholm in 1915. Hij studeerde er kunstgeschiedenis en kon in 1950 met een beurs naar Parijs om daar bij kunstenaar Fernand Léger te studeren. Samen met een aantal collega-kunsthistorici organiseerde hij in 1953 een tentoonstelling in Parijs onder de naam L’art Suédois – 1913-1953, over 40 jaar Zweedse moderne kunst. Hij ontwikkelde zich ook als tekenaar, schilder, graficus, ontwerper en beeldhouwer en hij werd een voorvechter van abstracte kunst in zijn geboorteland. In Zweden zijn op meerdere plekken sculpturen van hem te zien en in 1991 werd er een overzichtstentoonstelling in Stockholm over hem gehouden met ca. 150 van zijn kleinere beeldhouwwerken. Ook ontwierp hij doolhoven, waarvan er een aantal in Zweden in de buitenlucht zijn gerealiseerd. Naast zijn artistieke carrière ontwikkelde hij zich ook als kunsttheoreticus. Vanaf 1953 als docent aan de Universiteit van Stockholm en tussen 1964 en 1981 als professor in kunstgeschiedenis en kunsttheorie aan de Universiteit van Lund. Reutersvärd heeft meerdere kunsttheoretische publicaties op zijn naam staan.
Na zijn eerste onmogelijke figuren in de jaren dertig maakte hij er nog wel meer, maar pas toen hij zag wat de Penroses en Escher er mee deden, hervond hij zijn geestdrift voor het onderwerp. Hij tekende zijn figuren met de hand waarna hij ze reproduceerde in de vorm van een kleurenlitho, die hij nummerde onder de titel perspective japonaise. Ook maakte hij unica in Oost-indische inkt, viltstift en diverse verfsoorten. Vanaf begin jaren zestig maakte hij zo talloze onmogelijke figuren. Daardoor ontstond de paradoxale situatie dat Reutersvärd in de voetsporen leek te treden van de Britse Penroses en de Nederlandse Escher, terwijl hij ze in eerste instantie jaren voor was. Volgens Bruno Ernst, de wiskundige die meerdere boeken schreef over M.C. Escher en over onmogelijke figuren, probeerde Reutersvärd meermaals met Escher in contact te komen, maar is dat niet gelukt. Waarom Escher niet reageerde, is niet bekend.
In 1982 gaven de Zweedse posterijen drie postzegels uit met daarop drie onmogelijke figuren van Oscar Reutersvärd, waaronder zijn allereerste onmogelijke driehoek. Het betekende een herstart van diens populariteit in Zweden. Dat jaar kwam er ook een boek uit met een selectie van zijn tekeningen. Hoewel dat in meerdere talen is gepubliceerd, heeft Reutersvärd het mondiaal altijd af moeten leggen tegen Escher. Het is maar de vraag of hij dat een probleem vond. Zijn onmogelijke figuren waren vooral de visuele expressie van een zoektocht. Een verslag van een obsessie die volledig bezit van hem had genomen.
Pas in 1985 en 1986 bracht Bruno Ernst de twee samen in zijn boeken Avonturen met onmogelijke figuren en Het begoochelde oog: onmogelijke en meerzinnige figuren. Reutersvärd ging intussen gestaag door met zijn eigen onmogelijke figuren, tot aan zijn dood in 2002.
Naast M.C. Escher is er nog een Nederlandse kunstenaar in wiens werk parallellen zijn te trekken met dat van Oscar Reutersvärd: de kunstenaar-wiskundige Rinus Roelofs. Ook hij zoekt steeds naar nieuwe vormen met een wiskundige kant. Het grote verschil tussen Roelofs aan de ene en Reutersvärd en Escher aan de andere is dat de vormen van Roelofs onmogelijk lijken, maar dat niet zijn. Hij tekent ze op de computer waarna hij ze daadwerkelijk realiseert in 3D. In 2007 bracht Bruno Ernst een publicatie uit over de twee kunstenaars bij stichting Ars et Mathesis. Escher in Het Paleis organiseerde in 2018 een tentoonstelling rond Rinus Roelofs. Ook Wouter van Reek liet zich inspireren door onmogelijke figuren voor zijn prentenboek Nadir en Zenith in de wereld van Escher. Reutersvärd was daar niet direct een bron maar de overeenkomsten zijn desondanks duidelijk.
Ook in games is het werk van Reutersvärd te herkennen. Echochrome (2009) en Monument Valley (2014) zijn games die in isometrisch perspectief onmogelijke figuren laten zien die door een draaiing van dat perspectief of het verplaatsen van een vorm alsnog mogelijk worden.
Dit artikel verscheen eerder op www.escherinhetpaleis.nl