Ik raak hopeloos achter met dit blog. Films kijken lukt nog wel maar er iets over schrijven eigenlijk niet. Ik ga daarom over op korte reflecties. Net lang genoeg om over een paar jaar nog terug te kunnen halen wat ik van de film vond. De laatste Coen-film is meer van hetzelfde. Maar wel meer van het zeer onderhoudende en ironische-grappige zelfde.
Qua plot ben ik snel uitgepraat. Llewyn Davis is een talentvol folkzanger, maar niet goed genoeg om echt boven de massa uit te stijgen. Zijn zoektocht naar erkenning, met een rode kater in de hoofdrol, is vanaf het begin gedoemd te mislukken, maar dat maakt het kijken ernaar niet minder leuk. De sfeer van New York, begin jaren 60, is prachtig getroffen. En zoals altijd is de muziek, zelfs als je niet van folk houdt, prachtig en uiterst passende bij de tragiek van Llewyn. De man is een fatalist die maar doorzwoegt en dat maakt hem tot een uiterst boeiend figuur. Zeker als je weet dat er ergens op de achtergrond een zeker meneer Dylan aankomt, die dit hele wereldje een jaartje later helemaal op z’n kop zal zetten.