Schitterende film van Bernardo Bertolucci uit een periode waarin hij op z’n top was. In deze verfilming van de gelijknamige roman van Alberto Moravia is de protagonist de onzekere Marcello Clerici (Jean-Louis Trintignant) die zo passief is dat hij zich gewillig voor het karretje van Mussolini’s fascisten laat spannen. Hij wil ‘normaal’ zijn en dat betekent in het Italie van 1938 vooral fascist zijn. Als hij op het einde van de film hoort van de val van de dictator slaat hij dan ook als een blad aan de boom om.
Een prachtig geconstrueerde flashbackstructuur ook, die begint op het moment dat Marcello op zijn opdrachttelefoontje wacht en vervolgens heen en weer schiet in de tijd, en waarin Bertolucci laat zien hoe de passieve Marcello in die situatie is terechtgekomen. Als een tovenaarsleerling speelt cameraman Vittorio Storaro met het kader: zijn camera glijdt door de ruimte, pant opzij, klimt omhoog, zoomt extreem in en daarna weer net zo hard uit.
Het lot van Marcello wordt gespiegeld in dat van de fascisten, en ook in stijl valt alles perfect samen. Bertolucci en Storaro creëren symmetrische composities en een zeer precieze cameravoering in de eerste helft, om later naar een veel chaotischer stijl te gaan met het gebruik van jumpcuts en een handheld camera.