Op 23 oktober 1915 werd Cornelius Van Schaack Roosevelt geboren, een man met vele liefhebberijen, waarvan er één met kop en schouders boven de rest uitstak: de liefde voor het werk van M.C. Escher. Na zijn eerste blik op Escherprenten in 1954 zou hij uitgroeien tot een obsessief verzamelaar van alles wat maar enigszins met de graficus te maken had: prenten, reproducties, brieven, boeken, krantenartikelen en allerlei Escherproducten. Maar de twee raakten ook persoonlijk bevriend en Roosevelt werd een vertrouweling waarop Escher vaak een beroep zou doen.
Cornelius Van Schaack Roosevelt (1915-1991) werd in New York geboren, als kleinzoon van de Amerikaanse oud-president Theodore Roosevelt (1858-1919). Hij was student aan Harvard en in 1938 studeerde hij af aan het Massachusets Institute of Technology. Hij was een paar jaar actief als ingenieur in de mijnbouw, diende in de Marine tijdens WOII en werkte jarenlang bij de Amerikaanse buitenlandse inlichtingendienst, de C.I.A. Die professionele achtergrond combineerde hij met een grote liefde voor archeologie en voor kunst. Hij was al een verzamelaar van Japanse netsukes (met de hand gesneden gordelknopen die bij kimono’s gedragen werden) toen hij in 1954 de zeer succesvolle Eschertentoonstelling in de Whyte Gallery te Washington (georganiseerd door Charles Alldredge) bezocht. Roosevelt was direct verkocht.
Hij begon met het verzamelen van Escherprenten en vanaf 1957 correspondeerden de twee ook met elkaar. In zijn eerste brief vraagt hij de graficus of hij een aantal prenten kan kopen. Escher verwijst hem naar Alldredge die later bevestigt dat Roosevelt inderdaad langs is geweest en dat heeft gedaan*. Escher en Roosevelt hebben elkaar twee keer ontmoet. Op 28 oktober 1960 voor het eerst, bij een lezing die de graficus gaf aan het M.I.T. in Boston, het instituut waar Roosevelt jaren eerder afstudeerde. Op uitnodiging van Escher bezocht Roosevelt hem thuis in Baarn op 9 juni 1968. De verzamelaar was in Nederland voor de overzichtstentoonstelling in Den Haag.
Begin 1962 bracht Roosevelt zijn liefde voor netsukes en voor Escher bij elkaar toen hij de graficus vroeg om een ontwerp te maken voor een bol, die hij door een Japanse netsuke-snijder in ivoor wilde laten maken. Escher wilde dit snijwerk in eerste instantie zelf doen maar hij voelde dat hij er de energie en de tijd niet meer voor had. Hij tekende zijn ontwerp op een plastic bal, als voorbeeld voor de netsuke-snijder**.
Naast zijn directe contact met Escher correspondeerde Roosevelt ook met talrijke universiteiten, instituten, musea en particulieren in binnen- en buitenland over het werk van de Nederlandse graficus. Hij werd een groot promotor van en adviseur voor Escher in de Verenigde Staten, een rol die ook Charles Alldredge tot zijn dood in 1963 vervulde. Roosevelts collectie zou uitgroeien tot meer dan 200 originele prenten. Ook verzamelde hij alles wat hij kon vinden aan krantenartikelen, posters, boekillustraties en andere publicaties over de graficus. Hij huurde vertalers in om Nederlandse teksten van Escher naar het Engels om te zetten, inclusief die uit het boek Regelmatige vlakverdeling***. In 1974 schonk hij zijn gehele collectie, inclusief zijn enorme correspondentie met Escher (naar verluid zijn het meer dan 300 brieven), aan de National Gallery of Art in Washington.
Escher verzocht Roosevelt namens hem verzoeken af te handelen van uitgevers in de Verenigde Staten die zijn prenten in boeken en tijdschriften wilden gebruiken. Roosevelt was er de aangewezen persoon voor. Hij nodigde mensen die een prent wilden publiceren gewoon bij hem thuis in Washington D.C. uit om zijn collectie te bekijken. Escher schreef over zo’n bezoek in een brief aan zoon George, op 30 januari 1966****:
‘Gisteren heb ik een groot deel van de dag besteed aan het beantwoorden van een brief van Martin Gardner, die van plan is deze lente een van zijn Scientific American-columns aan mij te wijden. Dat vind ik een loffelijk en niet te versmaden voornemen en ik moest er omstandig op antwoorden, want de man is de vriendelijkheid zelve. Hij zal bij Cornelius Roosevelt in Washington het benodigde illustratiemateriaal gaan uitzoeken. R. bezit namelijk een tachtigtal mijner werken en is altijd onmiddellijk bereid om ze te lenen aan wie er behoefte aan heeft.’
De column van Gardner zou voor nog meer vraag naar Escher vanuit de Verenigde Staten zorgen, zowel naar de prenten zelf als reproducties ervan. Een interesse die al enorm aangewakkerd was na eerdere artikelen in Time en Life, de tentoonstelling in de Whyte gallery en Eschers lezingen tijdens het congres van kristallografen en aan het M.I.T. De verzoeken die Roosevelt per brief binnen kreeg, zijn allemaal bewaard gebleven en zijn nu te raadplegen in de bibliotheek van de National Gallery of Art.
Een voorbeeld van de rol die Roosevelt zou vervullen is een brief die hij op 7 maart 1964 schreef aan Escher. Hierin zei hij dat de graficus een brief zou ontvangen van het Pratt Graphic Art Center in New York, waarin het toestemming vroeg om acht of tien prenten te publiceren. Roosevelt raadde Escher sterk aan om dit te doen: het Pratt stond hoog aangeschreven in grafische- en educatiekringen. Op 21 april 1969 vroeg hij Escher of die er nooit aan had gedacht om zijn vlakvullingen als ontwerp te laten gebruiken door een stoffenproducent. Roosevelt was dan wel een kunstliefhebber, hij keek ook welwillend naar een mogelijk commercieel gebruik ervan. Dat was ook te zien in zijn verzameling, waarin naast originele prenten ook Escher-reproducties in allerlei toepassingsvormen zaten. Dat Escher een bijzondere band had met Roosevelt blijkt uit een brief van 6 mei 1966, waarin hij zegt dat hij is gestopt met het verkopen van prenten aan individuele Amerikaanse klanten. Die konden voortaan terecht bij de galerie van Schuster en Michelson. Maar voor Roosevelt maakte hij een uitzondering*****.
Escher kwam ook vaak met ideeën voor prenten bij Roosevelt. Zo schetste hij in november 1961 een onmogelijke driehoek in zijn brief, de basis voor zijn nieuwe prent Waterval. Hij zei erbij dat hij op het idee ervoor was gekomen door deze vorm, die hij toegestuurd had gekregen van vader Lionel en zoon Roger Penrose. Een paar maanden later schreef Escher over het bezoek dat Roger en zijn vrouw aan hem hadden gebracht en dat hun gesprek zo geanimeerd was verlopen dat het paar hun terugvlucht naar Engeland had gemist. Hij was geraakt door de speelsheid van de wetenschappers die hij had ontmoet en hij schreef dat hij zich bij hen meer op zijn gemak voelde dan bij zijn eigen collega’s. De twee zouden elkaar blijven schrijven tot kort voor Eschers dood in 1972.
In de catalogus van een Eschertentoonstelling in 1987 schreef Roosevelt over Escher******:
‘Regardless of what the world thought of him, Escher imperturbably always went his own way. He reminds us of a modern alchemist ingeniously and fanatically experimenting with his magic balls and mirrors, animals and books, his magic spells and magic concepts. A wonderfully obstinate figure, now artist, now thinker, philosopher, and shaman, Escher insisted, “All my works are games, serious games”.’
‘Ongeacht wat de wereld van hem dacht, Escher ging onverstoorbaar altijd zijn eigen weg. Hij herinnert ons aan een moderne alchemist die ingenieus en fanatiek experimenteert met zijn magische ballen en spiegels, dieren en boeken, zijn magische spreuken en magische concepten. Een wonderbaarlijk koppige figuur, dan kunstenaar, dan weer denker, filosoof en sjamaan. Escher hield vol: “Mijn werk is een spel, een serieus spel”.’
Tegen die tijd was Roosevelt al een tijd gestopt met het actief bemiddelen bij verzoeken om Escherprenten te publiceren. De belangstelling was zo groot en de copyright-situatie zo complex dat het voor hem niet meer bij te houden was. Hij droeg zijn rol over aan de in 1968 opgerichte M.C. Escher Stichting. Hij was intussen nog wel bezig met de overdracht van zijn collectie aan de NGA. Dat was een proces waarmee hij al in 1974 was begonnen, maar pas in 1984 droeg hij de laatste werken, boeken en andere soorten materiaal over*******. Bij zijn overlijden in 1991 verschenen er overlijdensberichten in meerdere Amerikaanse kranten, maar het feit dat Roosevelt zo’n groot Escherverzamelaar was en dat hij veel voor de populariteit van Escher heeft betekend, bleef daarbij onderbelicht. Inmiddels is dat beeld hersteld en wordt Roosevelts rol volledig erkend. En zijn erfenis, die in de vorm van de ‘Cornelius Van S. Roosevelt Collection’ is ondergebracht bij de National Gallery of Art, is groot.
Bronvermelding
[*] Leven en werk van M.C. Escher, onder redactie van J.L. Locher, Meulenhoff, 1981, blz 88
[**] Visions of Symmetry: notebooks, periodic drawings, and related work of M.C. Escher, Doris Schattschneider, W.H. Freeman and Company, 1990, blz. 246
[***] Leven en werk van M.C. Escher, onder redactie van J.L. Locher, Meulenhoff, 1981, blz 121
[****] Leven en werk van M.C. Escher, onder redactie van J.L. Locher, Meulenhoff, 1981, blz 126
[*****] en [******] M.C. Escher’s Legacy A Centennial Celebration, onder redactie van Michele Emmer en Doris Schattschneider, 2003, blz. 55-56
[*******] ‘Cornelius Roosevelt completed the donation of his extraordinary Escher collection with a gift of 103 prints, 5 illustrated books, and 22 volumes of original and documentary material on the artist‘, Jaarverslag National Gallery of Art, 1984, blz. 88
‘The library received publications from 65 individual donors during the year. Cornelius Van S. Roosevelt donated 135 books and exhibition catalogues, 35 loose leaf binders of correspondence and ephemera, and 8 filmstrips, all relating to the life and work of M.C. Escher.’ Jaarverslag National Gallery of Art, 1984, blz. 99
Dit artikel verscheen eerder op www.escherinhetpaleis.nl