“Het is niet mijn fout dat ik een Japanner ben – en tegelijkertijd is juist dat mijn grootste fout.” Het zijn de woorden van Kaji, protagonist in Masaki Kobayashi’s The Human Condition (Ningen no joken). Maar het citaat zou ook uit de mond van de regisseur kunnen komen. The Human Condition duurt in totaal ruim 9 (!) uur en kostte vier jaar om te maken, omdat productiemaatschappij Shochiku dwars lag en Kobayashi de heersende conservatieve krachten in het Japan van de jaren vijftig tegen zich had. Het resultaat kan worden gezien als een totaal uit de hand gelopen vorm van persoonlijke boetedoening.

De film wordt in hevige mate gekleurd door de sterke identificatie van Masaki Kobayashi met de protagonist. Net als Kaji werd Kobayashi tegen zijn wil opgeroepen in militaire dienst, verzette hij zich tegen de rigide en autoritaire beginselen van het Japanse leger en werd hij na de oorlog vastgehouden in een krijgsgevangenenkamp. Toen de zesdelige romancyclus Ningen no joken van Jumpei Gomikawa werd uitgebracht, kocht hij dan ook direct de filmrechten. Daarin zag Kobayashi het ideale vehikel voor zijn eigen levenslange obsessie: de strijd van het individu tegen de repressieve elementen in de maatschappij.

Deel 1: No Greater Love

Kaji (Tatsuya Nakadai) heeft humanistische idealen en is dan ook sterk gekant tegen de weg die Japan inslaat tijdens de Tweede Wereldoorlog en tegen racisme en onderdrukking in het algemeen. In het eerste deel wordt hij naar een ertsmijn in Mantsjoerije gestuurd, een provincie in het noordoosten van China die door Japan was veroverd. Hij is daar aangesteld als toezichthouder op de werkomstandigheden in een werkkamp. Al snel wordt duidelijk dat Kaji niet alleen begaan is met het lot van de gevangenen, maar ook met dat van hemzelf. Hij kon namelijk aan actieve oorlogsdienst ontsnappen door deze baan te nemen en al snel buigt hij in het kamp mee met de onderdrukkende mechanismes in het leger. Zijn hart zit op de goede plaats, maar hij is niet in staat weerstand te bieden aan zijn meerderen en aan de logica waarmee repressie en straf gepresenteerd worden. De afschuw over de behandeling van de gevangen is van zijn gezicht af te lezen, maar toch weet hij die niet echt om te zetten in daden. Iets houdt hem tegen en het is deze diepe verdeeldheid binnen een, op het eerste gezicht ‘goed’ karakter, wat de film zo fascinerend en tijdloos maakt. Vlak voor zijn vertrek naar Mantsjoerije is Kaji getrouwd met Michiko (Michiyo Aratama) en zijn bruid volgt hem naar deze uithoek van de wereld. Haar rol beperkt zich echter tot een onderdanige, in lijn met de heersende conservatieve en patriarchale moraal. Geen erg avontuurlijke keus van Kobayashi wellicht, maar door zich aan die moraal te conformeren bereikt hij wel het realisme dat hij voor ogen had. Het eerste deel is fascinerend door de voortdurende onderwerping aan de regels die Kaji moet ondergaan, hetgeen er zelfs toe leidt dat hijzelf ook in een onderdrukkende rol terecht komt. Voor de kijker is het moeilijk niet gefrustreerd te raken door zijn gebrek aan initiatief en door zijn acceptatie van het lot. Als hij zich tenslotte wel verzet, na een gruwelijke onthoofding van gestrafte gevangenen, wordt zijn initiatief door de leiding zo afgestraft dat hij daarvan voorlopig wel weer genezen is.

Deel 2: The Road to Eternity

In het tweede deel belandt Kaji in een andere maar net zo rigide organisatie. Hij zit nu in dienst en ondergaat daar de initiatie- en hersocialisatieprocessen die zo kenmerkend zijn voor de hiërarchische structuur van het leger. Aanvankelijk kan hij goed meekomen en is hij een voorbeeldig militair. Kobayashi maakt de inherente fouten van het militair systeem nooit expliciet, maar weeft een subtiel raamwerk van groepsdruk, een obsessie met regels, onderdrukking van emoties en het typische ‘naar beneden trappen’ in de hierarchie. Als een rekruut zelfmoord pleegt na een lange campagne van onderdrukking en belachelijkmakerij, stapt Kaji naar de leiding van het kamp om verhaal te halen (Stanley Kubrick gebruikte eenzelfde soort uit de hand gelopen groepsdruk in Full Metal Jacket). Hij wil gerechtigheid en hoopt dat te krijgen door een in zijn ogen verantwoordelijke meerdere aan te klagen. De reactie is typisch voor de (politieke) logica van het leger; hij wordt gepromoveerd. Door zijn nieuwe rol ontwikkelt Kaji een misplaatst gevoel van verantwoordelijkheid en al snel vergeet hij het incident. Ook krijgt hij een gevoel van mannelijkheid en zelfvertrouwen dat hij eerder nog niet bezat. Kobayashi onderstreept hiermee het belang van het leger als hoeder van de traditionele verbeelding van mannelijkheid en de superioriteit van de man in een patriarchale maatschappij als Japan. Dit wordt benadrukt door vele vrouwonvriendelijke opmerkingen van de mannen in de barakken tijdens een onverwacht bezoek van Michiko aan haar man. Sowieso valt het vrije taalgebruik op en menige scène krijgt daardoor nog eens een extra dosis realisme. Kaji krijgt de leiding van een eigen groep rekruten en wordt uiteindelijk naar het front gestuurd om de opmars van het Russische leger te stoppen. Een onmogelijke opdracht natuurlijk en Kaji moet met afschuw aanzien hoe zijn eenheid gedecimeerd wordt. Inmiddels is er ook van zijn pacifistische idealen weinig over en het is de ironie ten top als hij er zelf op los schiet tijdens de bittere strijd met de Russen.

Deel 3: A Soldier’s Prayer

In het derde deel dwalen Kaji en een paar overlevenden rond, met niets anders in hun hoofd dan naar huis te gaan. Kaji heeft de humanistische en pacifistische vlag al lang gestreken en hij wil maar een ding: Michiko terugzien. Het verlangen naar zijn vrouw houdt hem in leven en het feit dat we haar al die tijd niet zien maakt het punt van Kobayashi alleen maar duidelijker: slechts de liefde is zuiver. De groep vindt een meisje in een bos en ze reist met hen mee. Meer vluchtelingen sluiten zich bij hen aan en in de groepsscènes laat Kobayashi weer zien wat oorlog met mensen doet; de meest primitieve en lage karaktertrekken komen naar boven. Kaji is ondertussen zo verslagen door het systeem dat totale apathie op de loer ligt. Uiteindelijk wordt hij gevangen genomen en opgesloten in een Russisch werkkamp. Hier wordt hij opnieuw op de proef gesteld. Het blijkt namelijk dat het communistisch regime daar dezelfde repressieve methodes gebruikt als de Japanners, ondanks hun zalvende woorden waarin het tegenovergestelde beweerd wordt. Als Kaji zich daarover beklaagd is het pijnlijk om constateren dat hij, uitgaande van diezelfde idealen, eerder ook overging op die methodes. Kaji is zowel de onderdrukker als de onderdrukte. Hij ziet het zelf echter niet, waardoor beide rollen elkaar in stand houden. Kaji eindigt alleen in de onmetelijkheid van het Siberische landschap. Een verslagen en verbitterd man, die niets bereikt lijkt te hebben in zijn lange strijd tegen de onderdrukkende machten en tegen zijn eigen demonen.

The Human Condition is ongelooflijk goed gemaakt, met een enorm arsenaal aan menselijke archetypes en bijbehorende acteerprestaties (met name Nakadai laat een fantastische indruk achter). De film is vol met prachtige en inventieve cameracomposities, een ongekende thematische rijkdom en met een breed palet aan emoties waardoor iedere kijker er wel iets in kan vinden. De catch 22 van de situatie is dan ook dat de enorme lengte en niet-aflatende somberte van de film veel hedendaagse, door postmodern geweldsrelativisme afgestompte, kijkers zal afschrikken. En dat zou erg jammer zijn. De film is een ervaring die je zelden meemaakt, een pleidooi voor vergeving en een louterende vorm van boetedoening waar, ook na al die jaren, nog steeds veel van te leren is.