Een bijzondere zondag

Het is zondag. Thomas hoeft niet naar school en mag uitslapen zolang hij wil. Maar hij doet het niet.
Al om zes uur gaat zijn wekker.
Hij schiet z'n bed uit, trekt wat kleren aan en loopt zachtjes over de trap naar beneden. Bij de derde tree van onderen schrikt hij even. Hij was vergeten dat die kraakt. Gelukkig blijft het stil boven. In de keuken stopt hij z'n hoofd onder de kraan en neemt een paar slokken water. Snel trekt hij een pak crackers open, stopt er een paar in zijn mond en kauwt een paar keer. Dan is hij er klaar voor. Zachtjes trekt hij de voordeur achter zich dicht. Hij loopt over het grindpad naar de straat. Even lijkt het alsof hij helemaal alleen is, maar dan hoort hij een geluid. Als hij hoek om komt ziet hij wat het is: de buurman staat zijn gazon te maaien. Gekke buurman denkt Thomas. Wie maait er nou zo vroeg op zondagmorgen?
Hij wil niet dat de buurman hem ziet en vlug steekt hij de straat over. Stevig stapt hij door, richting het bos. Hij is tevreden met zichzelf en fluit een melodietje.
Het is een mooie ochtend. Het is bijna lente en de mussen, merels en mezen kwetteren er vrolijk op los. De bomen langs de weg ruisen zacht in de wind. Aan het einde van de straat moet hij een grote weg oversteken. Hij wacht even omdat er net een politie-auto passeert. Met loeiende sirene verdwijnt die in de verte. Even verderop komt hij bij een wei waarin twee paarden hem luid begroeten. Als hij bij het bos is neemt hij het smalle pad dat langs het beekje loopt. Thomas weet de weg. Het pad ligt vol bladeren en lachend waadt Thomas er doorheen. In de verte hoort hij een specht die driftig tegen een boom tikt. Dan is het weer stil. Heel stil.
Thomas heeft het een beetje koud en klappert met zijn tanden. Had hij nou maar een jas aangetrokken. Maar als hij bij de open plek in het bos is gekomen is hij de kou alweer vergeten. Want hij ziet direct waarvoor hij kwam. Middenin het bos staat namelijk een oude waterput. Thomas heeft gehoord dat die put een beetje magisch is. In de streek gaat namelijk het gerucht dat hij wensen kan vervullen. En Thomas heeft een wens.
Zachtjes loopt hij naar de put. Hij kijkt in de diepte maar ziet niets. Zou er water in zitten? Hij pakt een steentje van de grond en laat het in de put vallen. Eerst hoort hij niets maar dan, twee seconden later, is daar ineens een zachte plons. Voor de zekerheid laat hij nog een steentje vallen. Opnieuw hoort hij een zachte plons.
Ok, denkt Thomas. Nu moet het gaan gebeuren. Hij doet zijn ogen dicht en heel zachtjes fluistert hij zijn wens. En dan nog een keer. En nog een keer. Als hij zijn wens drie keer heeft gefluisterd is hij even stil. Hij concentreert zich en fantaseert over hoe het zou zijn als die wens uit komt.
Ineens hoort hij het harde geluid van een telefoon. Een telefoon? Maar ik ben toch in het bos? Hij doet zijn ogen weer open en wat blijkt? Hij ligt weer in zijn eigen bed. Zou hij het allemaal gedroomd hebben? Hij hoort een klop op zijn kamerdeur. Zijn moeder steek haar hoofd naar binnen. 'Ben je al wakker Thomas?' Hij knikt ja en vertelt haar dat hij gedroomd heeft. Ik stond bij de oude waterput in het bos en ik heb een wens gedaan. 'Wat heb je gewenst?', vroeg ze. 'Dat papa weer snel thuis komt' zei hij zachtjes.
Ze keek hem glimlachend aan. 'Het heeft gewerkt' zei ze. 'Hij heeft net gebeld met het goede nieuws. Hij is onderweg. Over twee uur is hij thuis'. Juichend springt Thomas uit bed hij begint hard in zijn handen te klappen. Deze zondag kan niet meer stuk.